Page 31 - BOEK SELG.indb
P. 31
Inleiding
Het principe van de vrijheid
De cultureel-maatschappelijke werkzaamheid van Rudolf Steiners geestes- wetenschappelijke onderzoek was er al vanaf het begin op gericht mensen aan te spreken die in zijn voordrachten en werken iets waardevols konden ervaren, ja, in zekere zin was zij daarvan afhankelijk. Anders dan meestal aangenomen wordt, kwamen noch de Vrije School, noch de biologisch-dy- namische landbouw, noch de antroposofische geneeskunst en de therapeu- tische pedagogie, noch de Christengemeenschap, tot stand op initiatief van Steiner, maar leefde en werkte hij als geestelijk leraar. In deze hoedanigheid ontwikkelde hij de antroposofie tot een innovatieve factor binnen diverse levensgebieden en gaf hij, als hem daarom werd gevraagd, cursussen aan mensen uit een groot aantal vakgebieden: pedagogen, artsen, therapeuten, theologen, natuurwetenschappers, economen, boeren en kunstenaars.
Als mensen de vernieuwende kracht van de antroposofie konden erva- ren was Rudolf Steiner daar bijzonder dankbaar voor. Mensen die het be- lang inzagen van zowel haar inhouden, als van haar methode om kennis te verwerven. Mensen die zich er bovendien voor interesseerden om met die inhouden in de praktijk te werken.
Ondanks dat Rudolf Steiner zag hoe dringend gewenst het was om in de diverse levensgebieden op methodische wijze vernieuwend werkzaam te worden, riep hij er niet toe op maar liet iedereen daarin vrij. De scholings- weg van de antroposofie is gebaseerd op het denken, en Rudolf Steiner was op geen enkele wijze bereid om mensen aan te zetten tot handelen zonder dat zij daartoe zelf, op grond van een eigen kenproces, het besluit konden nemen. Dat hield niet in dat er gewacht moest worden tot iedereen in staat was om op een productieve manier geestelijk onderzoek te verrichten, maar wel dat men in begripsvorm de resultaten van geestelijk onderzoek op een bepaald vakgebied zelfstandig moest kunnen volgen.
Zonder twijfel vond Rudolf Steiner zeer kundige mensen om zich heen die de antroposofie opnamen en met moed het cultureel-maatschappelijke leven binnendroegen. Ook al was het zo dat de meesten van hen niet aan de universiteit doceerden en geen openbare functies bekleedden.
Max Dessoir, de Berlijnse psychologieprofessor en specialist op het ge- bied van de “parapsychologie”, oordeelde in 1917 dat Rudolf Steiner om- geven was door onzelfstandige en afhankelijke mensen, die het aan denk- kracht ontbrak. Een bewering, die na inventarisering van leven en werk van Steiners naaste medewerkers, een valse en laaghartige beschuldiging bleek te zijn. Het ging bij deze mensen stuk voor stuk om hoogbegaafde persoon-
XXXI