Page 86 - BOEK SELG.indb
P. 86
Rudolf Steiner — Leven en Werk ǁ Band I
Rudolf Steiner wees later met nadruk op het feit dat hij door deze gebeur- tenis en vanaf dit moment wist “hoe men in de geestelijke werelden leeft”.56 Dat wil zeggen, dat hij inzicht kreeg in de spirituele werkelijkheid van innerlijke beelden. Beelden en opeenvolgingen van beelden waren blijkbaar in staat om een realiteit te tonen die net zo concreet ervaren kan worden als
de uiterlijke natuur met de zintuigen. Dit beleven was even aan- als ingrij- pend, en – op z’n minst aanvankelijk – niet of nauwelijks te bevatten. Zijn poging er iets van aan te duiden was afgewezen en daarom liet hij dat in het vervolg achterwege.
Rudolf Steiner was geen afwezig kind dat zich dromerig aan innerlijke indrukken overgaf. In de dagen volgend op wat hij ervaren had werd hem duidelijk dat er ook in zijn omgeving iets gebeurd moest zijn. Hij obser- veerde zijn vader scherp en het ontging hem niet dat de situatie na ontvangst van het overlijdensbericht veranderde.
Hij merkte de innerlijke tweestrijd en stemmingswisseling van zijn va- der op [“... dat de vader iets wist wat hij niet wilde vertellen.”] en in de da- gen, weken en maanden die volgden werd hem niets verteld over de inhoud van de brief en daarmee over wat er met zijn innerlijke beelden in de bui- tenwereld correspondeerde. “Pas jaren later werd mij over deze tragische ge- beurtenis verteld.”
Wat het kind aan dit alles overhield, waren niet alleen de bewogen in- drukken en de pogingen die te begrijpen, maar ook een verandering van zijn eigen levensgevoel. De gebeurtenissen in de wachtruimte betekenden een cesuur in de innerlijke biografie. Rudolf Steiner heeft later aangegeven dat zijn verhouding tot de natuurlijke omgeving zich erdoor veranderde. Door het spiritueel ervaren van het sterven en van de gestorvenen had deze ver- houding zich verinnerlijkt en was geprononceerder geworden.
56
‘En ongeveer vanaf dat moment leefde de jongen met de geesten van de natuur die in zo’n streek heel goed waargenomen kunnen worden, leefde
tieve aspecten van Rudolf Steiners beleven als jong kind, de later door hem systematisch uitgewerkte vormen van kennisverwerving al aanwezig zijn. Rudolf Steiner: ‘Autobiographischer Vortrag über die Kindheits- und Ju- gendjahre bis zur Weimarer Zeit. Berlin, 04.02.1913’. In: Zur Kindheit und Jugend Rudolf Steiners. Berichte und Dokumente. Beiträge zur Rudolf Steiner Gesamtausgabe [B 83/84], p. 6.
86

