Page 87 - BOEK SELG.indb

Boek 1 ■ Kindertijd en adolescentiejaren [1861–1879]
met de scheppende wezens achter de dingen op dezelfde manier als hij de
uiterlijke wereld op zich liet inwerken.” 57
Een belangrijk onderscheid
Op een bepaalde manier was Rudolf Steiner “ontwaakt” voor het spirituele leven en voor de krachten en machten die in hemzelf werkzaam waren. Hij ging er vanaf dat moment anders mee om; aandachtig en meelevend. En dat niet alleen in de binnenruimte van zijn eigen ziel, maar ook in de natuur- lijke ruimte om hem heen.58 In zijn sprookje van het “Bronnenwonder” uit het mysteriedrama “De beproeving van de ziel”, schreef hij:
‘Vrienden waren voor hem ook
de bomen en bloemen van het bos;
Er spraken geestelijke wezens uit de kronen, de kelken en de kruinen, —
begrijpen kon hij hun geruis. —
Geheime werelden wonderdingen openbaarden zich aan de jongen,
als zijn ziel sprak
met wat slechts als levenloos
voor de meeste mensen geldt.’ 59
De belevenissen van het kind in de wachtruimte van het station, zoals Rudolf Steiner die in grote lijn schetst in zijn interne autobiografische voor-
57 Rudolf Steiner: ‘Autobiographischer Vortrag über die Kindheits- und Ju- gendjahre bis zur Weimarer Zeit. Berlin, 04.02.1913’. In: Zur Kindheit und Jugend Rudolf Steiners. Berichte und Dokumente. Beiträge zur Rudolf Steiner Gesamtausgabe [B 83/84], pp. 7.
58 Over de “etherische”, met de levenskrachten en -machten verbonden ervaring waarin de kort daarvoor gestorven tante verschijnt, en over het aanwezig zijn van die ervaring in de post mortem etherwereld, zie Sergej O. Prokofieff: Rudolf Steiner en de grondvesting van de nieuwe mysteriën. Rotterdam: Perun Boeken 2005, p. ??? en Thomas Meyer: Wegmarken im Leben Rudolf Steiners und in der Entwickelung der Anthroposophie. Basel: Perseus Verlag 2012, p. 18.
59 Rudolf Steiner: ‘Fünftes Bild: Eine Landschaft’ in ‘Die Prüfung der Seele – Szenisches Lebensbild als Nachspiel zur “Pforte der Einweihung”. In: Vier
Mysteriendramen. [GA 14]o, p. 197. Ned.uitg. Bd. I, p. 209. 87