Page 89 - BOEK SELG.indb
P. 89
Boek 1 ■ Kindertijd en adolescentiejaren [1861–1879] 2
Neudörfl
In 1869 verhuisde de familie opnieuw. Rudolf Steiner was toen acht jaar oud. Johann Steiner werd overgeplaatst naar Neudörfl [Latja-Szent- Miklós], een dorp vijf kilometer ten oosten van Wiener Neustadt dat inder-
tijd administratief onder het “Kronland Ungarn” viel en waar Rudolf Stei- ner later naar school zou gaan. Wiener Neustadt lag in “Cisleithanien”, het Oostenrijkse deel van de dubbelmonarchie. Latja-Szent-Miklós in “Trans- leithanien”, het Hongaarse deel. Tussen beide stroomde de Leitha, de grens- rivier van de “kaiserliche und königliche Doppelmonarchie” die Rudolf Steiner later als middelbare scholier tweemaal per dag – meestentijds per trein – zou oversteken. Hoewel niet werkelijk in overeenstemming met de totaliteit van het Habsburgse rijk, was de benaming ‘Oostenrijk-Hongarije” op de situatie in Neudörfl van toepassing:
‘De Oosenrijks-Hongaarse monarchie is sinds het jaar 1887 een dualisti- sche staat, die volgens een nogal weinig conciese zegswijze de “in de rijks- raad vertegenwoordigde koninkrijken en landen” omvat, en als tweede gebied de “landen van de heilige Stephanskroon”. Tot de landen die in de rijksraad vertegenwoordigd zijn behoren boven en beneden Oostenrijk, Salzburg, Stiermarken, Kärnten, Kram en Istrië, Dalmatië, Mähren, Böh- men en Schlesië, Galizië, Lodomerië en de Bukowina. Tot de landen van de heilige Stephanskroon behoort bovenal het Magayarische gebied, waarin het vroegere Siebenbürgen ingelijfd werd en dat op zijn beurt weer door de meest uiteenlopende volkeren wordt bewoond. Verder Kroatië en Slovenië die binnen de Hongaarse staat over een beperkt soort zelfbe- stuur beschikken.’ 62
In de tijd dat de familie Steiner nog in Pottschach woonde, was de positie van Oostenrijk binnen Europa in 1866 door het verlies van de Duits-Oostrenrijkse oorlog, een andere geworden. Duitsland zag zijn invloedsfeer aanzienlijk slin-
62 Rudolf Steiner: 08.01.17, Dornach. In: Zeitgeschichtliche Betrachtungen. Bd. II. Das Karma der Unwahrhaftigkeit. [GA 174 b], p. 75.
89

