Page 51 - 2020-2021 cursus VPK hemodynamische definitief
P. 51
elektrische activiteit van de atria en de ventrikels. Meestal is dat afleiding II. De richting van deze
afleiding is dezelfde als de richting van de geleiding in het hart (Lynn, 2011a).
Tenslotte worden alarmgrenzen ingesteld. De waarde is 20% lager en hoger dan de hartfrequentie van
de patiënt, dit om tijdig tachycardie en bradycardie op te sporen. De auditieve alarmen moeten worden
ingesteld. Bij een alarm worden artefacten uitgesloten en de klinische toestand van de patiënt
geëvalueerd. Bradycardie, tachycardie, aritmie en asystolie worden opgespoord, geregistreerd en
gerapporteerd. In geval van hemodynamische collaps wordt de ABC van de reanimatie toegepast
(Koster et al., 2010).
Een bijzondere vorm van ecg-monitoring is de telemetrie. Hierbij is de patiënt niet rechtstreeks
verbonden met een hartmonitor. Het opgevangen signaal wordt via een zender uitgezonden naar een
verderop staande centrale. De patiënt bewaart dus fysieke en psychische grotere vrijheid. Indien de
centrale het toelaat kan het hartritme zelfs gevolgd worden tijdens bepaalde activiteiten (Jevon, 2009).
Figuur 34: Telemetrie (Jevon, 2009) Figuur 35: Telemetrie (Dräger, 2012)
3.2. Ecg-registratie
Een ecg-registratie gebeurt steeds in 12 afleidingen. Op die manier wordt de elektrische
hartactiviteit op 12 verschillende manieren bekeken. Zes extremiteitsafleidingen (I, II, III, aVF, aVL
en aVR) en de zes precordiale afleidingen (V1, V2, V3, V4, V5 en V6). De elektroden worden op een
gestandaardiseerde manier aangebracht. Tabel 1, Tabel 6 en Figuur 37 geven een overzicht van de
juiste lokalisatie van de verschillende elektroden.