Page 115 - Het staatsrecht van het Mangkoenagarase Rijk
P. 115

B I J L A G E  I I
           Acte  van  Verband  van  M  N.  II.

                         Ik  Pangeran  Ario  Praboe  Prangwedono,  door  de
                     bijzondere  gunst  van  de  Doorluchtige  Nederlandsche
                     Oost  Indische  Compagnie,  en  Zijne  Hoogheid  Pakoe-
                     boewono Senopati  Ingalogo  Abdool  Rachman  Sayidin
                     Panotogoino  de vierde, benoemd  en  aangesteld  zijnde,
                     om  tot  opvolger  van  wijlen  mijnen  Grootvader  den
                     Pangeran Adipatie  Mangkoe  Negara  in  de  vierduizend
                     tjatja's  die  Hoogstgend: Zijn Hoogheids  vader (H.L.M.)
                     aan  mijnen  gend.  grootvader  in  den  jare  1757,  heeft
                    afgestaan,  beloove  en  zwere  bij  dezen  dat  ik  de
                     Hoogstgend. Doorluchtige Kompagnie, en Zijn Hoogheid
                     den  heer  Keizer  Pakoeboewono  de Vierde  mitsgaders
                     Zijn  Hoogheids  opvolgers  in  den  tijd  gehouw  en  ge­
                    trouw  wezen,  en  alle  gehoorzaamheid  bewijzen  zal,
                    dat  ik  in  allen  deelen  oprechtelijk  en  zonder  eenige
                    afwijking  zal  naakomen  en  doen  naakomen  de schik­
                     kingen,  die  op  den  27e  December  1795  tusschen
                    Hoogstgend.  Zijn  Hoogheid  de  heer  Keizer  en  den
                    WelEdelGestrenge  Heer  Mr.  Pieter  Gerardus  van
                    Overstraten,  raad  extra  ordinair  van  Nederlandsch
                    Indië,  en  Gouverneur  en  Directeur  van  Java's  Nooid-
                    Oostkust,  als  daartoe  gequalificeerd  hebbende  den
                    Eersten  Resident  van  het  Hof  van  Hoogstgenoemd
                    Zijne  Hoogheid  de  Heer  Keizer  de  opperkoopman
                    Johan  Frederich  Baron  Van  Reede  tot  de  Parkeier
                    gemaakt  en  vastgesteld  zijn  en  bewijzingen,  die  ik
                    aan  de  heer  Keizer  verschuldigd  ben, —
                         dat  ik  de  genoemde  Vierduizend  tjatja's  hetwelk
                    ik  mijnen  voornoemd Grootvader de Pangeran Adipatie
                    Mangkoe  Negara  ben  opgevolgd,  ten  meesten  nutte
                    en  voordeel  van  die  landen  en  derzelver  ingezetenen
                    zal  bestuuren —
                         en dat ik  wijders  nimmer iets tegens Zijn Hoogheid
                    de heer  Sultan  Hamangkoeboewana  de  tweede,  Zijn
                    Hoogheids successeurs  in  den  tijd,  landen,  of  onder­
                    danen  zal  ondernemen  of  doen  ondernemen,  dat  tot
                    eenig  nadeel  zoude  kunne  strekken,  tenzij  daartoe
   110   111   112   113   114   115   116   117   118   119   120