Page 110 - Het staatsrecht van het Mangkoenagarase Rijk
P. 110

Op  aandrang  van  de  Commissaris  der  Vorstenlanden,  Mr.
              J.  F.  W.  van  Nes  en  de  nieuw  opgetreden  Resident  Baron  van
               Geer,  en  op  analoge  wijze  als  bij  het  Soenanaat, werd het Mang-
               koenagaranse  grondgebied  later  (in  1847)  geheel  naar  Europese
               zin  verdeeld  in 3 onderregentschappen  en  wel over de oude inde­
               ling  heen,  d. w. z.  zonder  rekening  te  houden  met  de  aanwezige
              organisatie  in  (drie)  golongans  bovengenoemd.
                   De  drie  (territoriale)  onderregentschappen  waren  eerst:  Ka-
               ranganjar  (noord-oostelijk  deel),  Wanagiri  (midden)  en  Malang-
              djiwan  (west).  Later  in  1875  kwam  in  de  plaats  van  dit  laatste
              onderregentschap  het  onderregentschap  Batoeretna  (zuid).
                   Van  deze  drie  gebiedsdelen  bezat  dus  het  eerste,  behalve
              een  deel  van  het  oude  Sokawati,  ook  ongeveer  de  oude aan  Pa-
              ngeran  Adipati  Mangkoenagara  afgestane  landschappen  Matesih
              en  Aribaja;  het  tweede  de  oude  Nglaroh,  Anggabajan  en  Kadoe-
              ang;  en  het  derde  eerst  de  gronden  van  de  Prins  in  Padjang,
              daarna  sedert  de  instelling  van  Batoeretna  het  oude  Semboejan
              en  Wiraka,  alsmede  het  in  de  Jogjase  Goenoeng  Kidoel  gelegen
              landschap  Ngawèn.
                   Elk  onderregentschap  werd  bestuurd  door  een  wadana  goe­
              noeng  of  wadana  politie,  bijgestaan  door  zovele  goenoengs  als
              de  Pangeran  Adipati  in  overleg  met  de  Resident  het  raadzaam
              achtte.  Deze  goenoengs  kregen  de  rang  van  panewoe  (-) of man­
              tri  (goenoeng).
                  Genoemde  bestuursambtenaren  voerden  het  bestuur overeen­
              komstig  hun  respectievelijke  instructies.  Wat  de  instructies  der
              hoofdgoenoengs  oftewel  de  wadana  politie  en  de  lagere  po­
              litiehoofden  betreft,  weten  we,  dat  deze  tegelijk  met  Staatsblad
              1848  No.  9 afkwamen.
                  Al  deze  instructies  zijn  in  afschrijft  nog  te  vinden  in  het
              z. g. n.  ,,ha"  register,  dat  in  het  Djaksakantoor  van  de  Pradata
              Mangkoenagaran  bewaard  wordt.
                  De  schakel  naar  beneden  met  de  bekels  op  de pamadjegan-
              en  op  de  apanagegronden,  werd  resp. gevormd  door  de demang-
              en/of  rangga-kapaladesa  en  (sedert  M.  N.  V.)  door  de  z.  g.  n.
              panatoes,  terwijl  de  verbinding  naar  boven, d. i.  met  de Paréntah
              (= patih  djaba)  doorgetrokken  werd door  middel  van  de  „pane-
              karing  wadana  goenoeng"  ter  hoofdplaats  Soerakarta.
                  Deze  panekar  wadana  goenoeng  had  alleen  ter  Kota  gezag,
              doch  was  hoger  in  rang  en  aanzien  dan  de overige  wadana's  ter

              104
   105   106   107   108   109   110   111   112   113   114   115