Page 107 - Het staatsrecht van het Mangkoenagarase Rijk
P. 107

Overgebracht     785,75  djoeng
            8.  In  Semboejan  in  totaal               145,—     „
            9.  „  Padjang                              123,25
           10.  „  Mataram  in  totaal                    3,50
           11.  „  Kedoe                                  8,50
           12.  „  Sokawati  in  totaal                 244,—
           13.  „  Op  O.  helling  van  de  Merapi   .   29,50   „
                                      Totaal  .  .  .   1339,50  djoeng
           of  5581,25  tjatjahs  of  karja,  wanneer  volgens  Oud-Javaanse  re­
           gel  6  djoeng  gelijk  aan  25  karja  genomen  wordt.
               Men  ziet,  dat  dit  een  teveel  geeft  van  81,25  karja.  Verge­
           lijken  we  bovengenoemde  staten  met  het  grondenregister  van  de
           Mangkoenagaran  zelf,  dat  omstreeks  het jaar  1853 gemaakt  werd,
           dan  zien  we,  dat  de  Mangkoenagaranse  gronden  weer  anders
           worden  opgegeven.  Ook  de  djoeng  neemt  men  niet  meer  als
           vroeger = '/«  X  25  karja.
               Die  opgaven  zien  er  nl.  als  volgt  uit:
            1.  in  Matesih   .  .  .  244   dj.  of  976  bahoe  4  groemboelan
            2.  „  Anggabajan  .  .   28     „  112
            3.  „  Kadoeang   .  .  212J^  „  „  850   „   2      „
            4.  „  Wiraka   .  .  .   58%  „  „  234   „   1      „
            5.  „  Semboejan   .  .  209%  „  „  839   „
            6.  „  Nglaroh   .  .  .  lll ^  „  „  447   „
                                      3
            7.  „  Aribaja   .  .  .  100%  „  „  402   „
            8.  „  Padjang   .  .  .  147%  „  „  591
            9.  „  Sokawati  .  .  .  216%  „  „  866   „   3     „
           10.  bijhet  Gouvernement  33%• „  „  134   „
           11.  bij  het  Sultanaat  .   12||  „  ,,   49   „
                           Totaal  1375   dj. of 5500 bahoe 10  gr.
               Het  geheel  van  de  zo  straks  genoemde  gronden  (in  totaal
           5500 karja)  liggen, behalve  het  landschap  Ngawèn,  dat  in  het ge­
           west Jogjakarta  ligt, geografisch binnen  het  gewest Soerakarta,  dat
           ten Westen door de  bergen  Merapi  en  Merbaboe,  ten Oosten door
           de  berg  Lawoe,  ten  zuiden  gedeeltelijk  door  het  gewest  Djok-
           jakarta  en  deels  door  de  Indische Oceaan, en ten noorden  door de
           kalkbergrug,  die  in  Oostelijke richting  voortloopt  langs  de  zuid­
           grens  van  de  residenties  Semarang  en Rembang,  begrensd wordt.
                Een  overzichtskaart  van de  Vorstenlanden,  waarin  hgt Mang­
           koenagaranse  grondgebied  voorkomt,  is  te  vinden  in  Adatrechts-
           bundel  XIX  tegenover  pag.  284.

                                                                     101
   102   103   104   105   106   107   108   109   110   111   112