Page 106 - Het staatsrecht van het Mangkoenagarase Rijk
P. 106
Per transport Tj s 950. 2971.
rok Tagaron Ngasinan Asam boegal ka-
bon dalam Dalappih Kavvarakkan Tirisan
Korippan Boebakan Samanggar. . . . „ 50. 1000.
Somma. . . . Tj s 3971.
Somma der landen in Z.: . . . Tj s 3971, of
29 karja minder dan het moest zijn (4000) en 110 tjatjahs
minder dan Rouffaer pag. 9 uitrekende.
Ook deze Semarangse Legger is, evenals de schenkingsacte
van 1757, op aandrang en in tegenwoordigheid van het Ned.
Gezag opgemaakt en gearresteerd. Zij is later door een contract
tussen de Soesoehoenan en de Sultan ddo. 26 April 1774 (te
vinden bij de Jonge, deel XI pag. 259-261, en kortelijk weerge
geven door Filet in zijn boek pag. 79-80) bekrachtigd geworden.
Sinsdien heeft men ter Mangkoenagaran, zoals men weet,
tweemaal gebiedsuitbreiding gehad. De eerste keer in 1813 en de
tweede in 1830. Ook deze rechtstitels zijn evenals de eerste zoek
geraakt, zodat wij zowel de ligging als de omvang dier gronden
eveneens uit andere bronnen moeten afleiden. Dit heeft Rouffaer
in zijn boek, pag. 15 en 18 reeds voor ons gedaan.
Blijkens Rouffaer vd. lagen de gronden van de eerste ge
biedsuitbreiding als volgt: in Kadoeang 72 djoeng, in Semboejan
12, in Mataraman 2in Oost-Sokawati 95> 2, in West-Sokawati
28)^ en op de O. helling van de Merapi 29>£ djoeng, terwijl de
gronden der tweede uitbreiding alle 120 djoeng = 500 tjatjahs
alle in Sokawati gelegen waren.
Volgens Rouffaer zelf heeft hij dat alles uit staten van 1832, in
het Residentie-archief te Solo aanwezig, afgeleid. Samengevat blijken
de Mangkoenagaranse gronden in 1832 dus als volgt te liggen :
1. In Kedoeang in totaal 213,— djoeng
2. „ Laroh 115,25 „
3. „ Matesih 218,—
4. „ Goenoeng Kidoel 71,50
5. „ Wiraka 60,50 „
6. „ Aribaja 82,50
7. „ Anggabajan 25,— „
Over te brengen 785,75 djoeng
100