Page 12 - Antilliaanse Dagblad
P. 12
12 Antilliaans Dagblad Donderdag 7 april 2016
Feuilleton
Mester a deré, promé ’t Was nodig hem te begraven
FEUILLETON 19WILLEM E. KROON el a drenta na casa voor hij in het huwelijk tradDOOR
Mijn vriend Benúa wie van u beiden gelijk heeft. ik de straat opgegaan. Daar
vervolgde zijn relaas
over de terugkeer in Welke dokter heeft u de over- trof ik mensen aan waarvan er
de samenleving na zijn herrij-
zenis als schijndode; hij is bij lijdensakte gegeven?’ een met ogen, opengesperd als
de ambtenaar van de Burger-
lijke Stand, waar hij als dode ‘Houd mij ten goede me- van een stervende papegaaivis,
staat opgetekend. ,,De ambte-
naar antwoordde mij als volgt: neer, dokter B. heeft bevestigd een ander sloeg een kruis om
‘Volgens besluit van de rege-
ring in het moederland moet, en wij allen weten dat alleen mij af te schrikken. Voor ik
zodra iemand geboren is, zijn
vader - als het een wettig kind God nooit kan dwalen of mis- thuiskwam wandelde ik in
is - of de vroedvrouw - als het
een buitenechtelijk kind is - leiden.’ Punda bij het Waaigat en ging
dat aangeven en het is ten
strengste verboden de aangifte ‘Goed, dus tot morgen, langs bij Dus, bij mijn vriend
van iemand anders te aan-
vaarden. Als u dus uw vader of heren; U kunt nu passeren.’ Fer. Het is een solide gelegen-
de vroedvrouw - al naar gelang
de omstandigheden - hier En de voorlezer ging met de heid waar je een slok oude
brengt, zal ik aan uw verzoek
voldoen. Er blijft u nu een twee getuigen vlak langs mij klare, echte dubbele Kroon
laatste toevlucht over voor ’t
geval de vereiste persoon niet heen, daar er geen andere kan proeven. Fer bezoedelt
in leven is; vraag aan een van
de mensen die rekesten kun- uitgang was. Wantrouwend zijn geweten niet door een
nen schrijven er een op te
maken voor u en die naar bleven zij omkijken of ik hen kruik Blankenheym te gebrui-
Zijne Excellentie de Gouver-
neur te sturen!’ niet volgde. Ik kon niet anders ken om er slechte jenever in te
Hij heeft de getuigen door doen dan geduld hebben tot de stoppen en te verkopen. Ik
hun handtekening mijn dood
laten bevestigen, zodat ze dokter kwam om mijn bestaan sloeg een flink glas naar
konden weggaan. De kerkelijk
voorlezer heeft iets heel zacht te wettigen, daar de ambtenaar binnen om te zweten en het
tegen de twee getuigen gezegd
en ik begreep dat hij inder- geen aangifte wilde optekenen beetje geraamteaftreksel kwijt
daad geloofde dat, als ik het
niet zelf was, ’t mijn spreken- in zijn boek zo lang er twijfel te raken dat ik in het kelder-
de geest moest zijn die bij de
deur stond. Een der getuigen was. graf had binnen gekregen.
kwam dichtbij de ambtenaar
en zei hem in ’t oor: ‘Kan Net toen ik weg zou gaan, Vervolgens ging ik naar
meneer niet zo goed zijn om
ons toe te staan door een ande- kwam een jongmens binnen Otrobanda om niet in verzoe-
re deur weg te gaan? Want hoe
kunnen wij vertrekken als hij die zijn papieren in orde wilde king te komen er nog eentje te
niet van die deur weg wil
gaan?’ laten maken. Daar hij een pakken want ik was nog zwak.
Maar de meneer was niet zo onwettig kind was, zou ’t een Thuis vond ik mijn vriend die
onnozel om te geloven dat een
dode kon spreken. ‘Benúa, wonder zijn als zijn naam juist zat te praten met de oude
kom naar mij’, riep hij mij toe.
‘Daar u beweert in leven te was doorgegeven. man, die mijn maat en tevens
zijn, pardon, daar u verklaart
gelijk te hebben en dat de ‘’t Spijt me, jongmens’, zei bediende was. Die laatste
dokter die deskundiger is in
zaken van leven en dood, zich de meneer nadat hij de papie- stond op, omhelsde me en zei:
vergist, zal ik met de dokter
afspreken dat hij morgen met ren bekeken had, ‘maar in uw ‘Dood of levend, ik moet u
u hier komt, opdat we weten
geboorteakte heet u Josefine omhelzen. ’t Kan mij weinig
Een begrafenisstoet.
Eetkalm. Natuurlijk is dat een schelen wat een ander gelooft
vergissing van uw ouders of dat u bent. ’t Is voor mij ge-
van de vroedvrouw. Had de noeg dat ik weer bij u ben.’
vroedvrouw het mis?’ Gouverneur N.J.L. Brantjes 1921-1928. Na een poosje gepraat te
‘Eh, meneer, alles wat ik u hebben, zei ik hun dat ik wat
kan zeggen, is dat ik José heet. veel lawaai te maken onder het ‘Goddank heeft meneer me rust ging nemen, daar ik vrij
Daar ’t gemakkelijker was eten, heeft die Meester (moge bevrijd van scha en schande, moe was geworden. Elke drup-
mijn naam te veranderen dan God de vuurvlam blussen want wat zou mijn meisje pel zweet die het bittertje aan
mijn sekse, zal de vroedvrouw waarop hij ligt), toen hij de zeggen als ze hoorde dat ze het Waaigat uit mijn poriën
me dat leed bezorgd hebben. namen aanwees aan de moe- met een Josefine ging trou- haalde, was minstens zo groot
Als de vroedvrouw zo der van mijn grootmoeder wen?’ als een knikker.’
verstrooid was, ben ik door ’t heel rechtvaardig die van Eet- En voor hij bij ’t weggaan
oog van een naald gekropen kalm gegeven, omdat zij ge- bemerkte dat ik luisterde, was DEEL 20: Dinsdag 12 april
toen ze niet mijn zintuig in woon was onder het eten in
plaats van de navelstreng heeft het geheel niet te praten uit WILLEM E. KROON
afgesneden.’ vrees dat er een vlieg in de
Algemeen gelach. kost zou vallen. En ik draag
‘En waarom noemen ze u die naam en stel er een eer in, W illem E. Kroon schreef
Eetkalm?’ omdat die het enige is wat zij de korte Papiamentsta-
‘Wel, meneer, ik draag de mij in hun miserabel testa- lige roman ‘Mester a deré,
naam niet als een grap of als ment konden nalaten.’ promé el a drenta na casa’.
een belediging. Mijn moeder Nu, ten slotte heeft die me- Die verscheen als feuilleton
heeft me verteld dat de moe- neer besloten dat hij ’t goed in de rooms-katholieke krant
der van mijn grootmoeder een vond de vrouw in een man te La Union van 25 november
slavin was, goddank niet tot veranderen; maar dat extraatje 1926 tot en met 27 januari
onze schande, maar tot die van zal hem dertig gulden kosten 1927. De Nederlandse taal-
de Meester van mijn voorou- om er af te komen. kundige D.C. Hesseling
ders. Nu, daar de slaven van ‘Dank u, meneer’, was ’t werkte in 1933 aan een verta-
die dwingeland gewoon waren afscheid van de jonge man. ling onder de titel ‘’t Was
nodig hem te begraven voor
hij in het huwelijk trad’.
Deze vertaling werd niet
gepubliceerd, maar wél in
manuscript bewaard en ver-
schijnt nu als feuilleton in
het Antilliaans Dagblad. De
spelling van de vertaling
werd aangepast, onduidelijk-
heden met kleine ingrepen
toegelicht, verschrijvingen Willem E. Kroon (Curaçao,
en evidente onjuistheden 1886-1949).
werden bijgesteld. Dit is
niet tot in detail gedaan, om niet nader aangegeven in de
de oorspronkelijke inspan- tekst.
ningen van de vertaler te
respecteren. De redactio- Redactie: Aart G. Broek; met
FOTO NATIONAAL ARCHIEF CURAÇAO nele aangelegenheden zijn dank aan Jan Noordegraaf.