Page 28 - Woud 80
P. 28
ook niet erg fanatiek. Steffen kwam toen op zijn fietsje aanrijden en begon meteen de mensen van de fabriek uit te schelden. Toen mochten wij meteen mee. Tegen mij heeft hij toen gezegd: \u201CDoe dat in Godsnaam niet meer, want je speelt met je leven.\u201D Maar het was fijn dat hij ons leven op zo\u2019n manier gered heeft. Als hij dat niet gedaan had, dan waren wij overgeleverd aan de Sicher- heitspolizei. En dan was het mis geweest.\u000AToen na de oorlog de Engelsen kwamen, heb ik nog wat terug kunnen doen. Omdat ik de tolk was, moest ik ook maar met de Engelse commandant gaan praten over de Lagerf\u00FChrer. Zij wilden hem meenemen, en wilden weten wat hij voor een man was. Ik heb toen gezegd dat het een heel fijne man was, en dat wij veel sympathie voor hem hadden en hij veel voor ons ge- daan had. Toen hebben zij hem maar laten zitten. Dat vond hij zo geweldig en daar was hij zo blij om.\u000AHet leven in het kamp\u000AEr zijn geen mensen uit het kamp gevlucht. Je zat in Kiel, dus waar moest je in godsnaam naar toe? In het eerste halve jaar kreeg je nog vakantie en kon je naar Nederland. Een paar zijn toen niet meer teruggekeerd. Ik heb zelf geen vakantie meer gekregen. Toen de invasie in Normandie geweest, was er geen verkeer naar Nederland meer mogelijk. De laatste anderhalf was er ook geen correspondentie meer. Wij wisten er niets meer over hoe het in Nederland ging. In het begin konden wij echter nog brieven schrijven.\u000AJe mocht niet te veel over de situatie in Duitsland vertellen, maar allen je persoonlijke verhaal doen. Je mocht alleen je per- soonlijke verhaal doen. Dat klonk natuurlijk veel mooier, want dan schreef ik dat wij weer een bijeenkomst hadden gehad op kerst en over mensen die ik kende. En ik kreeg ook veel brie- ven terug. Er was in Vlaardingen bij de parochie bovendien een schrijfclub, waarvan de leden aan jongens die in Duitsland zaten brieven schreven. Die kregen wij ook. Boeken hadden wij niet mee mogen nemen en daar was ook geen ruimte voor in mijn koffer. Er was ook geen bibliotheek, maar je kon hen natuurlijk kopen. Ik kocht ook wel boeken, veel geschiedenis en zo.\u000AHet eten werd elke dag in grote gamellen uit de fabriek ge- bracht. Het was niet best, meestal een soort soep. Maar wij kregen nogal veel extra bonnen na de bombardementen. Daar kon je dan allerlei lekkere dingen kopen. Bovendien kregen wij bonnen voor sigaretten. Omdat ik niet rookte, ruilde ik die met\u000ADuitsers tegen levensmiddelenbonnen. Op een gegeven moment bleek echter dat er overdag uit de kasten gestolen werd. Som- migen hadden daar brood in zitten, maar ook jenever dat wij kregen om de slechte stemming na de bombardementen te ver- drijven. Omdat ik altijd nachtdienst had, vond ik dat vervelend want wij werden er op aangezien. Toen heeft de Lagerf\u00FChrer de Nederlanders die het kamp schoonmaakten door een luikje laten kijken wie de dader was. En toen ontdekten zij wie het was. De Lagerf\u00FChrer vertelde toen aan iedereen: \u201CDat is nou jullie ka- meraad. Die besteelt jullie.\u201D Daar liet hij het bij. Hij ging niet naar de politie, maar voor de dader was het natuurlijk een zware straf, want hij was heel populair omdat hij altijd optrad tijdens de bonte avonden.\u000AWij hebben natuurlijk enkele ontzettend koude winters mee- gemaakt en langdurige sneeuw. Wij zaten in Kiel in het hoge Noorden tegen de grens met Denemarken. Ik kan mij gelukkig niet herinneren dat ik kou heb geleden, want wij kregen wel goede kleding, hoewel het natuurlijk allemaal aan de groffe kant was.\u000A\u00C9\u00E9n van de jongens is aan longontsteking gestorven, maar ver- der is er niemand omgekomen. Toen wij na het bombardement allemaal in \u00E9\u00E9n zaal lagen, hadden wij wel luizen gekregen. Wij zijn toen drie keer ontluisd, wat heel onaangenaam was. Je moest je dan helemaal uitkleden en werd ingesmeerd met een bijtende vloeistof die de luizen doodde. Onze kleren werden\u000Ain een ontsmettingsketel gedaan en die kregen wij daarna weer terug.\u000AIn het begin hebben zij wel geprobeerd ons van hun politiek\u000Ate overtuigen, maar al snel hadden zij in de gaten dat het geen enkel succes had. Wij werden allemaal bij elkaar geroepen in de kantine en moesten luisteren naar de redevoering van Adolf Hitler. De Nederlanders stonden er echter zo onverschillig naar te kijken en er doorheen te praten, dat wij er niet meer naar toe mochten. Dan kregen wij in plaats daarvan een film te zien. Wij vonden Hitler ook een belachelijk indruk maken met zijn ge- schreeuw en gebler.\u000AHet amusement in het kamp\u000AIn ons kamp in Kiel hadden een groot amusementsprogramma. Dat maakte dat ik het toch wel uit kon houden. Wij hadden een soort harmonie-orkest, de Windhappers, dat heel goed speelde. De band stond onder leiding van Koos van den Bergh, een be-\u000A