Page 10 - Brochures_Lessen
P. 10

                                8
Nederlands-Indië
De actualiteit van
een schurendedeelcollectie
In het depot van het Onderwijsmuseum liggen tientallen schoolplaten die de voormalige kolonie Nederlands-Indië als onderwerp hebben. Op het eerste gezicht lijken het afbeeldingen uit chique, vooroorlogse, fullcolour reisgidsen, waarmee de beau-monde – de gefortuneerde, beschaafde, deftige stand – naar de ‘Gordel van Smaragd’ werd gelokt: de Indonesische archipel, een uitge- strekt eilandenrijk met adembenemend natuurschoon. De dagelijkse werkelijkheid achter deze schoolplaten was echter anders: uitbuiting, onderdrukking en racisme. Waarom hingen de school- platen met afbeeldingen van Nederlands-Indië in het klaslokaal? tekst Jacques Dane
EEN HANDELDRIJVEND VOLK
In geschiedenisboekjes uit de tweede helft van de negentiende en de eerste helft van de twintigste eeuw worden de nijvere Nederlanders als een ‘handeldrijvend volk’ voorgesteld. Al in de vijftiende eeuw, zo vertelde meester of juf, handelde men met de Portugezen, die specerijen zoals peper, kruidnagels, muskaatnoten en foelie van Azië naar Lissabon verscheepten. Vanuit de Portugese hoofdstad transporteerden de Nederlan-
ders deze vaak ‘peperdure’ specerijen – peper was voor velen onbetaalbaar – naar de havens in West- en Noord-Europa.
Omdat de ondernemende Nederlanders hun win- sten nog verder wilden vergroten , trok men zelf naar
‘de Oost’. Onder leiding van de ontdekkingsreizigers en handelslieden Cornelis de Houtman (1565-1599) en Pieter Keyser (1540-1596) bereikte een vloot van vier kleine schepen de handelsplaats Bantam aan de noordwestkust van het eiland Java. Bantam was vooral bekend van de peperhandel. In schoolboekjes en op schoolplaten werd de aankomst van de vloot van De Houtman en De Keyser in beeld gebracht: in de handleiding bij de schoolplaat Op de rede [ankerplaats] van Bantam (1910) worden deze ‘on- dernemers’ afgeschilderd als de grondleggers van de Ne- derlandse handel in ‘de Archipel’. De wereldwijd bekende Verenigde Oost-Indische Compagnie (VOC) behartigde tussen 1602-1798 de handelsbelangen in de archipel.
ETHISCHE POLITIEK
Door de eeuwenlange economische uitbuiting van Indië werd Nederland een welvarend land. In de negentiende eeuw riep deze uitbuiting en onderdrukking kritiek en schuldbesef op, die door de Nederlandse overheid in 1901 werd beantwoord met de invoering van de zoge-
naamde ‘ethische politiek’. Deze politiek had twee be- langrijke doelstellingen: het grote Indische eilandenrijk zou geheel onder Nederlands gezag worden gebracht en voor de oorspronkelijke bevolking zou een onder- wijssysteem worden opgezet, gericht op zelfbestuur onder Nederlandse leiding. Betekende dit het einde van Oost-Indië als wingewest?
Integendeel. Vanuit de overheid, de industriëlen,
de ondernemers in koloniale producten en ook vanuit missie en zending werd het onderwijs in Nederland ingezet om mensen te rekruteren voor werkzaamheden in Nederlands Oost-Indië. Via schoolplaten en lesboeken voor aardrijkskunde en geschiedenis werden scholieren bekend gemaakt met de taal en cultuur (muziek, dans, architectuur, religie) van het eilandenrijk. Opvallend
is dat in de handleidingen de koloniale koopwaar de hoofdrol speelde: rijst, koffie, thee en olie.
Afbeelding blz. 9, boven:
‘Tweelingvulkaan Gedeh-Pangerango, Java’, 1913 W.C.C. Bleckmann (1853-1942)
Serie: Insulinde in woord en beeld.
Uitgeverij J.B. Wolters Groningen/Den Haag Collectie Nationaal Onderwijsmuseum
Afbeelding blz. 9, onder:
‘Avondbestemming’, circa 1930
Frits van Bemmel (1898-1981)
Serie: Milieuplaten – 12 platen voor het Indisch Onderwijs
J.B. Wolters Uitgevers Maatschappij N.V. Groningen, Den Haag, Batavia, Weltevreden
Collectie Nationaal Onderwijsmuseum, Dordrecht









































































   8   9   10   11   12