Page 9 - Brochures_Lessen
P. 9
de stad. Maar met de beste wil van de wereld kan men dat niet een ‘nationaal’ onderwijsmuseum noemen. De focus ligt meer op het lokale en, ook al doet men er zeer verdienstelijk werk, van wetenschappelijke ondersteuning is jammer genoeg weinig sprake. Voor de rest is het armoe troef. Vlaanderen loopt zeker niet voorop met zijn schoolpatrimonium en in Wallonië is het nog schrijnen- der. Af en toe tref je in beide landsdelen wel een lokaal volksmuseum aan waarin ergens een ‘klas van toen’
is ondergebracht, meestal met van alles kris kras door elkaar, zonder enig respect voor de tijdsorde.
Toch ook altijd en overal bijna universele elementen, basale zaken?
Heel zeker. Zo hebben wij met onze onderzoeksgroep (uit Leuven en Gent) niet alleen leerboeken bestudeerd, maar ook wandplaten. Ook die getuigen van wat men
in Stanford de grammar of schooling is gaan noemen: didactische handelingspatronen die onderwijsvernieu- wingen tegenhouden, omdat ze impliciet luisteren naar de doorgaans intuïtieve wijsheid van de leerkracht. Dit zonder dat daar al te veel wetenschappelijk bewijs voor bestaat. Mutatis mutandis geldt dat volgens mij ook voor het pedagogische kader waarin het didactische handelen plaatsvindt. Opvoeding en onderwijs blijven, ondanks alle emancipatorisch ge(d)achte tegenbewegingen in de geschiedenis, van de autoriteit van de ‘leider’ uitgaan. En misschien is dat, al bij al, nog niet eens zo slecht geweest voor het kind, dat daardoor van allerlei ervaringsgerichte avonturen is bespaard gebleven. Al kan natuurlijk het bevoogdende en belerende karakter van het traditionele opvoedingsproces daar tegenin worden gebracht.
Zie je die ‘grammar of schooling’ ook terug in onder- wijsmusea?
Zeker, als onderwijsmusea de bezoeker expliciet een moraliserende boodschap willen meegeven, kunnen
ze ook ‘pedagogiserend’ zijn. In Ieper gold dat we niet ‘tegen’ de school mochten zijn. Met andere woorden,
in plaats van een kritische analyse van de historische rol van de school in de samenleving, vonden sommigen dat het museum de weldaden van opvoeding en
onderwijs in het licht moest stellen. Compleet in de lijn van het verlichtingsoptimisme en de daarmee verbonden vooruitgangsgedachte. Op die manier kunnen musea gemakkelijk po- litiek gerecupereerd worden, net zoals heel die beweging van herinneringseducatie trouwens. Deze lijkt soms meer op de emoties van de leerlingen te willen werken dan op hun ver- stand. Nochtans moet het historisch bewustzijn van de volgende generaties volgens mij vooral worden gevoed door goed onderzoek, eerder dan door een bezoek aan monumenten en/of lieux de mémoire alleen.
Moderne onderwijsmusea zijn niet alleen lieux de mémoire, maar ook bronnen voor studie,
Anti-masturbatieschoolbank – De houten stoelzitting van deze schoolbank, het zitvlak, is uitgehold naar de vorm van het lichaam. Als de voeten op de grond tussen de pedalen staan, dan kan de leerling zijn of haar benen niet kruisen of sluiten. Dit voorkomt wrijving en verhitting van de geslachtsdelen. uit: J. Happel (1873). Le pupitre régulateur. Histoire du banc d’école. Uitgeverij J.E. Busch- mann: Antwerpen
voor wetenschappelijk onderzoek. Het gaat dan niet alleen om de concrete objecten, het tentoongestelde, maar ook om de vaak enorme documentatie en kennis daarachter.
Dat is precies mijn punt. Ik denk dat onderwijsmusea in de toekomst meer en meer moeten worden gezien – gewaardeerd, beschouwd – als laboratoria voor histo- risch-pedagogisch onderzoek. In die zin is het Dordtse onderwijsmuseum meer dan op de goede weg. Het mag, ook in internationaal perspectief, als voorbeeld gelden van een eigentijds onderwijsmuseum, dat midden in de samenleving staat! En in zijn enorme depot is voor jaren en jaren studiemateriaal verborgen, hetgeen, zoals in het afgelopen decennium is gebleken, aanleiding kan geven tot fantastische thematentoonstellingen. Maar ook de basisprincipes van de reeds genoemde onderwijs-
en opvoedingsgrammatica’s kunnen er verder worden bestudeerd, zelfs op basis van de permanente collectie, die hier niet traditioneel is opgesteld. Toch kan de we- tenschappelijke onderbouwing in de toekomst wellicht tot een nóg betere visualisering van het tentoongestelde aanleiding geven. Mijns inziens komt de hele kunst en kunde van het museale op de niet-belerende confrontatie met de toeschouwer neer. Daardoor kan de toeschouwer een aha-erlebnis krijgen en via zorgvuldig geselecteerde artefacten uit de opvoedings- en onderwijsgeschiedenis een bevrijdende, ontmoetende en soms ook helende dialoog met het verleden aangaan. Bijvoorbeeld inzake seksuele opvoeding, om maar iets te zeggen. Postmo- derne ironie over de manier waarop mensen zich in het verleden zorgen hebben gemaakt over het onderwijs
en de opvoeding van hun kinderen, kan hoe dan ook relativerend werken voor het heden.
Schwarze Pädagogik – de plak als symbool van hardhandige, moraliserende schoolmeesters.
Collectie Nationaal Onderwijsmuseum, Dordrecht
7