Page 14 - Brochures_Lessen
P. 14

                                12
Mijn favoriet: Vertelselplaat bij Hoogeveen’sverbeterde
 ANNE MEI DE SMIT (1991). Studeerde social work en doorliep de tweedegraads lerarenop- leiding burgerschap en maatschappijleer. Anne Mei doceert pedagogiek en om- gangskunde aan studenten die worden opgeleid tot sociaal werk in het domein zorg en welzijn. Ze werkt inmiddels al zes jaar als gids en museumdocent
in het Nationaal Onder- wijsmuseum.
leesmethode
Ja, die vertelselplaat, te midden van veel andere schoolplaten, hangend aan het pla- fond van het museum. Een plaat, onlosmakelijk verbonden aan de leesplank aap noot mies (1909), een verbetering van de leesplank raam roos neef (1896). Maar vooral ook een plaat die uitnodigt tot kijken, tot praten, tot communiceren. In het Onderwijsmu- seum leid ik kinderen van groep 1 en 2 rond, maar ook jongvolwassenen en families in het kader van gezinsuitstapjes. Allemaal reageren ze spontaan en open op deze vertelselplaat. tekst Anne Mei de Smit
Bij een heel jonge groep laat ik de kinderen gewoon op de grond zitten. Dan gaan we kijken, naar het geheel en de details. “Wat zien we eigenlijk, waar kijken jullie naar?”, vraag ik dan. Ze gaan dan het liefst allemaal tegelijkertijd schreeuwen, maar ze melden al gauw één-voor-één wat hen opvalt. En dan noem ik de titel: “Teun en de aap in de dakgoot.” Die aap gaan ze dan met hun
ogen opzoeken. En als ik dat vraag, zoeken ze ook de bok, de duif en het vuur. “Ja, het vuur, bij de ladder”, hoor je dan soms, ze kennen dan het woord “ladder”
al. De vertelselplaat nodigt uit. Ik vraag de kinderen
ook naar de kleuren, de plaats, naar de tijd: het verschil tussen nu en vroeger. Al met al probeer ik de kinderen op de grond ook een beetje bewust te maken van ver- leden en heden, van tijd, van geschiedenis. Dat gevoel kan worden versterkt door de eerste vertelselplaat uit 1909 te vergelijken met de tweede versie, die uit 1932. Op die laatste plaat (hier afgedrukt) zijn de rokken korter, de schoenen moderner, je ziet een fiets en zelfs een auto.
De vertelselplaat van onderwijsillustrator Cornelis Jet- ses is dus een ondersteuning bij het leesplankje aap noot mies. Meestal ga ik daarna met de groep een paar passen opzij, naar een groot, klassikaal model van die leesplank. Dan kijken we naar welke details bij welke woorden horen; we luisteren ook hoe je die woorden uitspreekt. Plaat en plank vormen de basis van de leesmethode, die het schrijversduo Hindericus Scheepstra en Jan Ligthart in 1910 bij uitgeverij Wolters uitbracht.
Of volwassenen anders reageren dan die kleine kin- deren? Eigenlijk niet. Sommigen van hen hebben aap noot mies nog op school gehad. Ze lepelen spontaan de eerste woorden op. Draai je dan maar om, zeg ik dan, en dreun de rest ook nog maar eens op. Sommigen berei- ken echt het einde. Anderen stranden halverwege, halen het laatste woordje ‘schapen’ niet. In gezelschap leidt dat meestal tot ontspannen gelach. Gauw even kijken hoe het echt toch al weer zit. Dat maakt zowel de vertelsel- plaat als de leesplankjes zo bijzonder. Iedereen vindt er wat van, iedereen heeft er zo zijn eigen herinneringen of
 DETAIL LEESPLANK AAP NOOT MIES (1909)
Illustrator Cornelis Jetses (1873-1955)
© Noordhoff | Collectie Nationaal Onderwijsmuseum




















































































   12   13   14   15   16