Page 27 - Vroege Herinneringen
P. 27

Ik pakte zijn been en de man sprong verschrikt op.
Hij knielde onmiddellijk daarop bij mij neer en zei: “Kameraad, kameraad”.
Ik zei: “Dorst.” Hij pakte zijn veldfles, ondersteunde mijn hoofd en liet mij drin- ken. Het was de eerste keer in mijn leven dat ik koffie dronk. Hij zei dat hij een arts ging halen. Er kwamen twee mannen met een ambulance waar ik werd op- gebonden. We gingen met een rubberbootje de IJssel over en aan de overkant van de IJssel werd ik in een ambulanceauto geschoven. Een Nederlandse luite- nant stond erbij en wenste mij sterkte. Ik kreeg injecties, raakte weg en kwam weer bij in een operatiekamer. Ik lag op de operatietafel en zusters waren bezig mij te ontkleden. Met enig gevoel van spijt zag ik hoe ze de mouwen en de trui, die mijn moeder gebreid had, openknipten. Ik verloor weer het bewustzijn. Voor hoelang weet ik niet. Ik werd wakker. Het was nacht. Ik lag in een bed bij een raam in een ziekenzaal. Ik hoorde een vreselijk lawaai en ik keek naar buiten. Ik zag lichtkogels, alweer geschut, vliegtuigen. Een vreselijke knal, ik schoot met bed en al de zaal door, zag zusters rennen, voelde dezelfde druk op mijn borst als toen ik getroffen werd, gooide mijn benen over de rand van het bed en zakte op de vloer in elkaar en verloor het bewustzijn.
Hoe lang het deze keer duurde, weet ik niet. Het moet wel een tijd geduurd heb- ben. Toen ik op een ochtend echt helder wakker werd, verwelkomd door andere Hollanders met: “Zo word je eindelijk eens wakker” kreeg ik een paar harde Duitse broodjes als ontbijt die ik nauwelijks kon eten. Naar mijn gevoel zaten al mijn tanden en kiezen los. Ik kwam tot de ontdekking dat ik in een Duits hulpla- zaret in Emmerich was. Wat ik precies mankeerde, wist ik nog niet. Ik hoestte veel bloed op en zat van mijn kin tot mijn navel in verband. Piet van der Louw was ook in de zaal. Hij had scherven in de borst en was zijn rechtervoet kwijt. Van hem hoorde ik dat wij de enige twee overlevenden waren van onze groep. Dagelijks moest hij met zijn stomp in het sodawater zitten. Hij was vol zelfbeklag en zat tegen mij te zeiken dat hij nu nooit meer zou kunnen voetballen. Ik zei te- gen hem: “Zeik toch niet zo, met twee voeten kon je ook al niet voetballen.” Dat was zo, hij kon niet voetballen.
Lieben Sie noch immer ihre Königin?
Er lag ook een sergeant Leijendekker bij mij. Hij sprak vloeiend Duits en had een longschot gehad, maar knapte al aardig op. Hij tolkte ook voor ons. De dok- ters behandelden ons met veel respect, de zusters trouwens ook en vaak kregen we bezoek van Duitse dames die ons fruit, enz. kwamen brengen. Wij werden niet als vijanden behandeld, meer als misleide edelgermanen. Ze plaag- den ons er weleens mee. Aan Leijendekker werd dan gevraagd: “Herr Leijendekker, lieben Sie noch immer ihre Königin?”, dan antwoordde hij een
25


































































































   25   26   27   28   29