Page 171 - In de ban van bloedstolling
P. 171
Hoewel de exacte ontstaansmechanismen van atherosclerose nog niet opgehelderd zijn, is wel duidelijk dat roken, een ho- ge bloeddruk, diabetes, ongezonde voeding en overgewicht het risico op slagaderverkalking vergroten. Daarnaast hebben ouderen, mannen en mensen met erfelijke aanleg een grotere kans op atherosclerose.
In de jaren negentig deed Haverkate als projectleider een om- vangrijke Europese studie naar de relatie tussen stollingsfac- toren en atherosclerose. De resultaten werden gepubliceerd in gerenommeerde wetenschappelijke tijdschriften. In navol- ging van een Britse studie uit 1981 werd daarin gesteld dat fibrinogeen een sleutelrol vervult – en niet alleen als stollings- factor. Haverkate concludeerde dat een verhoogde concen- tratie fibrinogeen de kans op aderverkalking aanzienlijk ver- groot. Stollingsenzymen spelen niet alleen een rol bij athero- sclerose wanneer zij geactiveerd worden op een beschadigde en ontstoken vaatwand. Fibrinogeen bleek ook zelf een actie- ve rol te spelen in het ontstaan van een plaque. Hiermee werd de directe relatie tussen stollingsfactoren, ontsteking en athe- rosclerose bevestigd. Later zou Haverkate als co-auteur meer resultaten van onderzoek naar dit verband publiceren in The Lancet.
Ook voor trombine geldt dat het niet alleen een sleutelrol ver- vult in de stolling, diens remming en afbraak, maar dat het te- vens betrokken bleek te zijn bij het ontstaan van ontstekingen – zoals in het geval van atherosclerose. Met het onderzoek dat het Gaubius verrichtte werd de relatie tussen stollingsfactoren, arteriële trombose en de fibrinolyse steeds duidelijker. Kluft bestudeerde bijvoorbeeld de nadelige invloed van roken, een
147