Page 118 - Bloedstollig en bloedingsneiging
P. 118
106 Bloedstolling en bloedingsneiging
de Universiteit van Amsterdam met als hoofd Van Creveld en werden vervolgens voortgezet in de hemofiliekliniek te Huizen (N.H.) waarvan Van Creveld het hoofd werd. Een deel van Stibbe’s bloedmonsters werd bewerkt in het stollingsbiochemisch laboratorium van Interne Geneeskunde van het Academisch Ziekenhuis te Leiden (AZL) met Coen Hemker aan het hoofd.28 Daarna ging Stibbe naar Rotterdam.
Ten Cate had nog met Stibbe samengewerkt om zelfbehandeling juridisch mogelijk te maken; dit laatste gebeurde op verzoek van het ziekenhuis. Men delegeerde immers de ver- antwoordelijkheid naar de patiënt, en dat kon je niet zomaar doen. JW zorgde er ook voor dat de patiënten examen deden in de zelfbehandeling. Ook werd hen geleerd om in de gaten te houden wanneer er corticosteroïden moesten worden gebruikt. Vanuit het WG werd hen ook een echt diploma gegeven. Jeanne Stibbe deed zoiets niet. Ze zorgde er wel voor dat de pati- ënt een verklaring tekende waarin de verantwoordelijkheid werd aanvaard - die ging immers over van de arts naar de patiënt.
De vraag was echter of zelfbehandeling eigenlijk niet een Pyrrus-overwinning voor pati- ënten en behandelaars was. Doordat het zo eenvoudig was geworden om patiënten met hemo- filie te behandelen, dreigde een ontwikkeling waarbij zij zich voor hun behandeling niet meer tot hemofiliebehandelingscentra hoefden te wenden. Dat zou onherroepelijk leiden tot verdun- ning van de specifieke kennis op het terrein van de hemofiliezorg, en dit zou een ongewenste ontwikkeling zijn die niet in het belang van de hemofilie-patienten was.29
Om het weglekken van expertise te voorkomen en om de wat ongemakkelijke verdeling tussen Mochtars instituten en het Wilhelmina Gasthuis op te heffen, kwam de gedachte op om die activiteiten bij elkaar te brengen. Daaruit resulteerde in 1975 het voorstel om een ‘Judith Pool Instituut voor Hematologie en hemostase’ op te richten. Een probleem was uiteraard de plek waar dat instituut gelokaliseerd zou moeten worden, en in een soort Salomonsoor- deel kwam het nieuw te bouwen Slotervaart-ziekenhuis naar voren. Een dergelijk plan werd uiteindelijk, zoals we al hebben gezien, afgeschoten.
VIII.4 Ten Cate en trombose
Naast het werk aan hemofilie en de netwerken die hij daarbij opbouwde, was trombose een tweede hoofdonderwerp van onderzoek. Ook hierbij was Ten Cate actief in het opbouwen van netwerken, waarbij in dit geval het bedrijfsleven sterk werd betrokken. De spil daarbij was Cas Kortmann van het Zweedse KabiVitrum. Tegenwoordig zou men zeggen dat hij een artsenbezoeker was. Maar, aldus Ten Cate, hij ging veel verder. Zijn broers waren allemaal dokters geworden en dat wilde hij ook graag, maar dat was hem niet gegund door zijn ouders. Het betekende wél dat Cas een enorme passie ontwikkelde voor hemostase- en trombose- onderzoek.
In een interview vertelde Kortmann over de eerste keer, waarschijnlijk begin 1977, dat hij bij JW kwam om namens Kabi Diagnostica producten te slijten. Cas herinnert zich nog levendig hoe je aan de Tweede Helmersstraat via een hele steile trap omhoog moest. Hij had verwacht als hoofd van het hemostaselaboratorium een oudere man te treffen maar het bleek een jeugdig iemand te zijn. Het klikte enorm tussen beiden, wat zou resulteren in een levens- lange vriendschap. Dit was opmerkelijk want JW hield het bedrijfsleven over het algemeen graag op afstand.
Ten Cate vroeg Kortmann of diens firma Kabi het fysiologische antistollingsmiddel anti- trombine-III (zie ook hoofdstuk VI) zou kunnen leveren. Dat was inderdaad mogelijk, zij het in een geringe hoeveelheid. Met dat ATIII werd een drietal patiënten behandeld die leden aan