Page 160 - Bloedstollig en bloedingsneiging
P. 160
148 Bloedstolling en bloedingsneiging
activiteit (VIII:C) en antigene activiteit (VIIIR:Ag) bleken bij uiteenlopende patiënten te kunnen variëren. In crossed immunoelectrophoretic studies bleek de elektroforetische mobi- liteit van het factor VIII-VWF complex te variëren.43 In dergelijke studies werd de hemostase bij de mens (macro)moleculair! De overgang van de premoleculaire fase naar de moleculaire fase had nu definitief plaatsgevonden.
Naast activeringsstudies met John Griffin van het Scripps werkte Bouma, zoals gezegd, ook samen met Ted Zimmerman aan factor VIII. Behalve studies naar de eigenschappen van dergelijke moleculen waren ze ook geïnteresseerd in de plaats(en) waar dergelijke molecu- len - meer in het bijzonder factor VIII en factor VIII-related antigen (VIIIR:Ag) - worden gesynthetiseerd. VIIIR:Ag werd aangetroffen in de granule- en membraanfracties van bloed- plaatjes. Synthese vond onder meer plaats in endotheelcellen en megakaryocyten, de voor- lopers van bloedplaatjes.44 De lokalisatie van factor VIII en factor VIII-related antigen c.q. von Willebrand-factor zou bij Van Mourik in het CLB een belangrijk onderwerp van studie worden, met flinke successen (zie hoofdstuk XVIII).
In Utrecht werd de studie van het factor VIII / VWF complex uitgebouwd tot een robuust onderzoeksprogramma waaruit vele dissertaties voortkwamen, zoals die van Rob Hamer en Joost Koedam.45 Omdat de nomenclatuur rond dit complex erg verwarrend was geworden be- sloot International Committee on Thrombosis and Haemostasis (ISTH) een eenduidige naam- geving op te leggen. Toen VWF voor het eerst werd ontdekt dacht men het factor VIII-antigeen gevonden te hebben en werd er daarom gesproken over het factor VIII-related antigen (VI- IIR:Ag). Later werd het factor VIII-molecuul zelf ontdekt, dat werd aangeduid als FVIII:C (coagulant). Toen hiertegen antilichamen beschikbaar kwamen, werd het VIII-antigeen aan- geduid als VIII-CAg. Vanaf 1978 echter werden de aanbevelingen van het ISTH gevolgd en werd gesproken van factor VIII (FVIII) en factor VIII-antigeen (VIII-antigeen) en van von Willebrand-factor (VWF) en VWF-antigeen. Bovenstaande terminologie en afkortingen zijn weliswaar verouderd maar geven de historische ontwikkelingen goed weer, zodat het hier onwenselijk is de terminologie om te zetten in de huidige nomenclatuur.46
X.6 Gescheiden werelden?
De bloedstolling als een cascade of waterval van proteolytische reacties werd gezien als een stollingsproces dat zich afspeelde in de oplosbare fractie van het bloed, het plasma. Deze stelling mag een beetje kort door de bocht zijn, maar het is zeker zo dat cellulaire elementen slechts een bijrol werd toebedeeld. Dat veranderde compleet in de jaren zestig. Een belangrij- ke trigger voor een nieuwe experimentele benadering was de constructie van een eenvoudig instrument, de spectrofotometer, om de aggregatie van bloedplaatjes te volgen (hoofdstuk VIII). Ondanks dat aanvankelijk dit werk onder in vitro omstandigheden werd gedaan, lag nu een rol van bloedplaatjes bij stolling voor de hand. Het proces kon nu in het laboratorium bestudeerd worden.
Net als bij de studie van hemofilie, waar werd geconcludeerd dat de oorzaak lag in een deficiëntie van stollingsfactoren, werden bij de ziekte van von Willebrand storingen in de bloedplaatjesaggregatie gevonden. Doordat Bouma in Utrecht de betekenis onderzocht van cryoprecipitaat voor zijn plaatjestesten, was het voor hem niet meer dan logisch om ook een gezuiverd factor VIII-preparaat te gebruiken dat door Van Mourik en Mochtar in het Binnen- gasthuis in Amsterdam was ontwikkeld. Bouma heeft verhaald dat zijn afdelingshoofd Jan Sixma er weinig voor voelde om factor VIII uit te proberen in de test. Het is niet helemaal duidelijk wat daarvoor de reden was, maar voor de hand lijkt te liggen dat juist het feit dat