Page 168 - Bloedstollig en bloedingsneiging
P. 168

156 Bloedstolling en bloedingsneiging XI.2 De achtste Medische Faculteit in Nederland
In de eerste kwart eeuw na de Tweede Wereldoorlog kreeg het hoger onderwijs in Nederland een enorme impuls. Er werden nieuwe Technische Hogescholen, nu Universiteiten, opgericht in Eindhoven (1956) en Twente (1961). De Nijmeegse Katholieke Universiteit startte in 1957 met een Natuurwetenschappelijke Faculteit en in 1965 begon de Medische Faculteit Rotter- dam. Tot de taken van de universiteiten behoorde enerzijds de opleiding van professionals waarvoor een academische opleiding noodzakelijk is, zoals juristen, artsen en eerstegraads leraren. Maar natuurlijk leidden universiteiten ook op voor de nieuwe generaties wetenschap- pers.
De militaire, technologische en medische doorbraken van de Tweede Wereldoorlog maak- ten dat fundamenteel-wetenschappelijk onderzoek werd beschouwd als een sine qua non voor welvaartsontwikkeling. Wat het praktische nut van dergelijk onderzoek zou zijn was onge- wis maar men kon er zeker van zijn dat het op termijn wat op zou leveren. Het aandeel van ZWO in de rijksuitgaven voor de wetenschapsbeoefening steeg van 5,1 % in 1964 naar 7,6 % in 1975, en dat binnen een decennium.14 Deze subsidiestroom werd de tweedegeldstroom genoemd, terwijl het merendeel van het wetenschappelijk onderzoek nog steeds via de eerste- geldstroom verliep, dat wil zeggen rechtstreeks van het Ministerie naar de universiteiten. In die tijd waren die gelden gewoonlijk te besteden naar eigen inzicht van de leerstoelhouder. Pas vanaf de tweede helft van de jaren zeventig werd er aan de universiteiten wetenschapsbeleid geformuleerd omdat de rijksoverheid meer greep wilde hebben op de besteding van die on- derzoeksgelden. De stijging van de ZWO-fondsen vormde een illustratie van het vertrouwen in de besteding van de fondsen door middel van peer review.
Nieuwbouw ging in de jaren 1970 feitelijk nog voorbij aan de academische ziekenhui- zen. We hebben gezien dat die van Leiden, Amsterdam en Utrecht nog gehuisvest waren in uitgestrekte medische complexen, bestaande uit de klassieke paviljoenbouw. Met name het Amsterdamse Binnengasthuis en het Wilhelmina Gasthuis waren sterk verouderd, terwijl Lei- den en Utrecht vastliepen doordat zij waren ingesloten door wegen en spoorlijnen. Al in de jaren 1960 was er volop overleg tussen de directies van de academische ziekenhuizen en het Ministerie van Onderwijs en Wetenschappen. Al in 1960 gaf minister J. Cals Utrecht toestem- ming om over te gaan tot nieuwbouw in de Johannapolder, later de Uithof geheten, maar het zou lang duren voordat er werd begonnen. In Leiden werd in de tweede helft van de jaren 1960 nagedacht over een herstructurering van het in gebruik zijnde terrein terwijl duidelijk was dat in Amsterdam heil moest worden gezocht buiten de stad.15
Van een andere orde was de beslissing dat er in Nederland een achtste medische faculteit zou komen. Dat hield verband met de oprichting van de Rijksuniversiteit Limburg (hierna meestal Universiteit Maastricht genoemd) als compensatie voor de sluiting van de kolen- mijnen in oostelijk en westelijk Zuid-Limburg. Op 17 december 1965 hield de minister van Economische Zaken Joop den Uyl in Heerlen een toespraak waarin hij aankondigde dat de Limburgse kolenmijnen gesloten zouden worden. Een jaar later werd al een begin gemaakt met die geleidelijke sluiting van de mijnen.16
Ter compensatie van de sluiting van de kolenmijnen stelde de regering een perspectie- vennota in het vooruitzicht waarin stimulering van de Limburgse economie werd beloofd. Eén van de ideeën was om in Limburg een medische faculteit (MF) op te richten. In de Nota Herstructurering Zuid-Limburg 1972 werd dit initiatief bevestigd en werd gesteld dat er in 1976 voor het eerst studenten voor de studie geneeskunde zouden instromen. De MF zou deel gaan uitmaken van een nieuwe universiteit op een basis afwijkend van de andere Neder- landse universiteiten: het interdisciplinaire karakter van de opleidingen zou voorop staan. Er


































































































   166   167   168   169   170