Page 206 - Bloedstollig en bloedingsneiging
P. 206
194 Bloedstolling en bloedingsneiging
Of anders gezegd, het enorme hemostase-onderzoeksinstituut dat er nu in Leuven is (zie kader) heeft Verstraete uit het niets - vanuit een souterrain eigenlijk - opgebouwd. In 1951 pro- moveerde hij binnen de Medische Faculteit in Leuven. Daarna werd hij internist, onder meer onder leiding van J. Vandenbroucke (voor het werk van diens zoon in Leiden, zie hoofdstuk XVI). In 1955-56 genoot hij een post-doc jaar op een Fulbright Fellowship, dat hij doorbracht bij Irwin S. Wright aan het Cornell University Medical College.
De Katholieke Universiteit Leuven benoemde Verstraete tot achtereenvolgens lector (1957), buitengewoon hoogleraar (1961), geassocieerd hoogleraar (1963) en gewoon hoog- leraar (ordinarius) (1968). Al in de jaren vijftig bestudeerde Verstraete het fascinerende pro- bleem van de spontane en de opgewekte fibrinolyse. Hierbij moesten eerst aangepaste dose- ringstechnieken op synthetische substraten worden ontwikkeld en moest een passend experi- menteel model worden gevonden. Vervolgens werd de invloed van parameters zoals weefsel- ischemie, spierarbeid, hypoglykemie en bepaalde farmaca (chloorpropamide, nicotinezuur en derivaten) bestudeerd.
Toen eerst streptokinase (Sherry) en later urokinase in gezuiverde vorm beschikbaar kwa- men, bestudeerden Verstraete en medewerkers de activering van het fibrinolytisch systeem door deze stoffen achtereenvolgens in vitro, bij proefdieren en bij de mens. Voor dit onder- zoek was het essentieel om zowel humaan fibrinogeen als plasminogeen in gezuiverde vorm te bereiden, waarbij het natuurlijk plasminogeen met N-terminaal glutaminezuur kon wor- den onderscheiden van N-terminaal lysineplasminogeen, welk laatste een sterkere affiniteit heeft voor fibrine en sneller wordt geactiveerd door streptokinase en urokinase.53 In een ver- dere ontwikkeling werd aangetoond dat plasminogeen specifiek fibrine bindt aan zijn lysine- bindingsplaatsen. In Verstraete’s lab werd de al eerder genoemde plasmineremmer alpha2- antiplasmine ontdekt. Deze inhibitor vormt op een verrassend snelle wijze een stoichiome- trisch één-op-één complex met de lichte keten van plasmine (zie ook onderstaande cartoon).
In samenhang met het in vitro-onderzoek over het activeringsmechanisme van plasmi- nogeen door streptokinase, urokinase of weefselactivatoren en de interactie met inhibitoren, werd in de loop der jaren de werking van plasminogeencomplex en plasmine bij patiënten met acute of chronische arteriële of veneuze trombose onderzocht. Dergelijke onderzoeken leidden tot een standaardschema voor het gebruik van streptokinase en t-PA bij de mens. En - niet in de laatste plaats - tot een wereldwijd bekende naam voor de Leuvense wetenschappers.
Anno 1980 had Verstraete zijn groep uitgebouwd tot het Centrum voor Trombose en Vas- culair Onderzoek van de K.U. Leuven. Dat centrum telde indertijd een dertigtal personen waaronder medici, biomedici en fysici. Sinds 1968 waren er elk jaar een drietal buitenlandse artsen of biochemici werkzaam. Tussen 1968 en 1980 leverde dat in totaal 29 buitenland- se postgraduates op, uit veertien verschillende landen. Hiermee werd tegelijkertijd de oude voorspelling gelogenstraft dat de splitsing van de Leuvense Universiteit in twee anderstali- ge instituten in 1970 de internationale uitstraling van de K.U. zou doen verbleken. De angst was geweest dat er slechts een regionale instelling zou overblijven. Juist deze voorspelling spoorde Verstraete aan om zijn laboratorium op internationaal peil te brengen. Van zijn vroe- gere medewerkers waren er in 1980 inmiddels al acht hoogleraar. Zijn vaste medewerkers J. Vermylen, D. Collen, R. Verhaeghe en H.R. Lijnen werden internationaal vermaarde T&H- deskundigen.
Dick Rijken was dus vanuit Leiden met zijn t-PA zuiveringstechniek naar Collen in Leu- ven gegaan, maar Collen zou t-PA tot een commercieel klinisch ‘succes’ maken. Laatstge- noemde zou met de grootste eer gaan strijken, maar het Gaubius Instituut ontving wel een deel van de octrooi-opbrengsten die Leuven wist te genereren. Die fondsen voor Leiden wer-