Page 268 - Bloedstollig en bloedingsneiging
P. 268
256 Bloedstolling en bloedingsneiging
vielen - van de groep die een infarct kreeg, een aanwijzing voor de mate waarin de vaatwand was beschadigd en daarmee voor de kans op een infarct. Het was ook mogelijk dat de toename van beide stollingsfactoren het gevolg was van zo’n acute-fase reactie, die in dit geval meer leek op een chronische reactie op een laag niveau. Een andere studie van ECAT betrof diepe veneuze trombose (DVT).70
Binnen ECAT werd een kwaliteitscontrole uitgevoerd op de tien hemostasebepalingen die elk van de twintig deelnemende laboratoria zelf moesten uitvoeren voor de Angina pectoris- studie. De behoefte bleek te bestaan om in meer laboratoria een dergelijke kwaliteitscontrole te organiseren, dus ook in laboratoria buiten de Angina pectoris-studie. Dit idee kwam voor het eerst op in 1988, toen John Davidson en Isobel Walker van het Royal Infirmary ziekenhuis te Glasgow (V.K.), Cas Kortmann van Kordia en Frits Haverkate van TNO tijdens het Inter- nationale Fibrinolysecongres in Amsterdam informeel gezamenlijk aan een maaltijd deelna- men. Besloten werd zich te concentreren op trombofiliebepalingen. De term trombofilie was in 1965 geïntroduceerd naar aanleiding van een familie met sterke tromboseneiging en een deficiëntie van antitrombine. Het werk aan trombofilie aan het eind van de jaren tachtig zou worden uitgevoerd in Glasgow en de financiële steun hiervoor zou worden gehaald uit de ECAT-subsidie van Brussel. Uiteraard stuitte dat eerst op bureaucratische drempels maar het lukte en de eerste exercitie vond plaats in oktober 1990: kwaliteitscontroles van vier trombo- filie-bepalingen, namelijk proteïne C, proteïne S, antitrombine en APC-resistentie. Er waren direct al 36 deelnemers in Europa, van wie een deel de ECAT uitsluitend gebruikte voor kwaliteitscontrole. De uitvoering van het project berustte bij Walker en Conkie in Glasgow. Er kwam een adviescommissie met onder meer bekenden uit de RELAC-wereld zoals Bertina en Van den Besselaar.71
De Commission of the European Communities beëindigde in 1993 de ECAT en daar- mee ook de financiële steun. De organisatie zou verder gaan in de vorm van een stichting zonder winstoogmerk, waarbij de deelnemers zelf betalen voor de kwaliteitscontrole. De uit- voering bleef in Glasgow. In januari 1996 werden echter de uitvoerende werkzaamheden ver- plaatst naar Leiden. Met ingang van 1996 werd Piet Meijer benoemd tot executive director en werden de rondzendingen, het verzamelen en het verwerken van resultaten in het Gaubius Laboratorium uitgevoerd.
XV.10 Conclusie
In dit hoofdstuk zijn vooral twee thema’s aan de orde gekomen. Ten eerste de rol van trombose bij het acuut hartinfarct. Wanneer men die relatie legt, dan is het logisch om te proberen een (tweede) hartinfarct te voorkomen met stollingsremmers. En omgekeerd uiteraard, wanneer dergelijke middelen blijken te werken is dat een bevestiging dat trombose die rol speelt bij het ontstaan van een hartinfarct. Decennia van onderzoek naar risicofactoren, preventie en therapie hebben duidelijk gemaakt dat het medisch probleem complex is.
Het tweede centrale thema van dit hoofdstuk is het belang van het standaardiseren van laboratoriumtesten. Omdat er voortdurend ontwikkelingen en verbeteringen plaatsvinden in reagentia en apparatuur is het belangrijk dat kalibratie en validering plaatsvinden binnen een instituut dat onafhankelijk is van ontwikkelaars, leveranciers en afnemers. Vanaf 2015 is er een voortzetting van RELAC in het Coagulation Reference Laboratory van de afdeling Klinische Chemie en Laboratoriumgeneeskunde van het LUMC (zie hoofdstuk XX).