Page 289 - Bloedstollig en bloedingsneiging
P. 289

XVII. Jan Wouter, de Rebellenclub en klinisch bewijs 277
ten leren om zelf het probleem te analyseren en het bewijs te evalueren. Later volgde over dit idee een koude douche: het bleek volstrekt onmogelijk! Je hebt er namelijk, naast medische kennis over het probleem, ook uitgebreide kennis van informatica en statistiek voor nodig.6 Systematisch literatuuronderzoek werd een apart vak dat naar de ideeën van Archie Cochrane vorm werd gegeven (resulterend in de internationale Cochrane Collaboration).
Binnen EBM is men veel kritischer ten aanzien van moleculaire verklaringen dan binnen de klinische epidemiologie à la Vandenbroucke: ‘The study and understanding of basic me- chanisms of disease are necessary but insufficient guides for clinical practice. The rationales for diagnosis and treatment, which follow from basic pathophysiologic principles, may in fact be incorrect, leading to inaccurate predictions about the performance of diagnostic tests and the efficacy of treatments.’ De crux van EBM is dat klinisch handelen wordt geëvalueerd op basis van het feit of de patiënt er beter van wordt. Dát is wat er uiteindelijk toe doet.
Zoals gezegd was McMaster University in Hamilton (Ontario, Canada) een bakermat van de EBM-methode. Hoofdpersonen in dat verhaal zijn David Sackett, Mike Gent en Jack Hirsh. Eerstgenoemde was een klinisch epidemioloog die de methode verdiepte, Mike Gent was een statisticus die zich specialiseerde in de methodologie en Jack Hirsh was een trombose- onderzoeker die de EBM-methode toepaste op een belangrijk medisch probleemveld en aldus zowel de EBM-methode verder ontwikkelde als de klinische behandeling van trombose op zijn kop zette.
Recent heeft Jack Hirsh aantekeningen gemaakt voor zijn memoires waarin hij stelt dat hij en zijn collega’s van McMaster bijzonder succesvol zijn geweest in het verspreiden van het ‘EBM-evangelie’ naar Italië via Giancarlo Agnelli en naar Nederland via Harry Büller. Inderdaad raakte Harry Büller uitermate geïnspireerd door de EBM-methode nadat hij door Jan Wouter ten Cate was ‘verordonneerd’ om in Hamilton een post-doc opleiding te doen. Büller was meteen gefascineerd en belde Ten Cate op om te eisen dat deze onmiddellijk naar Canada zou komen want dáár had men de klinische epidemiologie uitgevonden. Inderdaad zou Ten Cate enkele keren naar Hamilton overkomen om aldaar het EBM-werk rond trombose te bestuderen en te bediscussiëren. Büller zou de kern worden van een hele schare EBM- volgelingen, waarbij de afdeling van Ten Cate als kraamkamer beschouwd kan worden.
Zoals het bij een paradigma-wisseling betaamt waren de volgelingen van het nieuwe ge- loof ondogmatische medici en zijn ze te beschouwen als een Rebellenclub. Als specialisten (in opleiding) waren ze hoofdzakelijk bezig op het terrein van de hemostase en trombose. Dat specialisme schudden zij behoorlijk op, waarbij geen van de gangbare klinische praktijken gespaard bleef voor hun kritische benadering. Het gevolg hiervan was dat aan het einde van de jaren 1990 de diagnose, behandeling en preventie van trombose een metamorfose hadden ondergaan ten opzichte van het begin van de jaren tachtig. Veel van de indertijd vigeren- de klinische praktijken zouden niet bestand blijken tegen de rigoureuze evaluaties vanuit de EBM-benadering.
Maar het in de praktijk brengen van EBM in Amsterdam had meer consequenties dan uit- sluitend voor het T&H-probleem. De methode zou de gehele geneeskunde in Nederland raken. En net als in Leiden zou de Amsterdamse klinische epidemiologie op zijn beurt Nederlandse arts-onderzoekers aan het front van het medisch-wetenschappelijk onderzoek brengen. Om de context van de EBM-omwenteling in Amsterdam te kunnen begrijpen zullen we beginnen met het werk van Jack Hirsh, waarbij we vrijelijk zullen lenen uit diens memoires.7


































































































   287   288   289   290   291