Page 290 - Bloedstollig en bloedingsneiging
P. 290
278 Bloedstolling en bloedingsneiging XVII.2 McMaster University in Hamilton (Ontario, Canada)
McMaster University is voortgekomen uit een initiatief van Baptisten in het midden van Ca- nada vanaf de jaren dertig van de 19de eeuw. Naamgever van de opleiding was ene Senator William McMaster (1811-1887) die fondsen beschikbaar stelde voor een Christelijke School. In 1887 werd de instelling omgezet in een universiteit die huisde in McMaster Hall in Tor- onto. In 1930 verhuisde de Universiteit van Toronto naar Hamilton. De terreinen en nieuwe gebouwen werden beschikbaar gesteld door oud-afgestudeerden, de Baptisten-kerk en de in- woners van Hamilton. In 1957 kwam de universiteit los van haar religieuze grondslag en werd het een private instelling. In 1968-69 werd de universiteit opgedeeld in afzonderlijke divisies voor Arts, Science en de Health Sciences maar al snel werden ze weer samengevoegd en ont- stonden er zes faculteiten. In 1966 kwam er een Medical School als nieuwe faculteit - met John R. Evans als directeur - maar het nieuwe Health Sciences Center was in het begin van de jaren 1970 nog niet meer dan een bouwput. Het is hier dat Jack Hirsh op het toneel verschijnt.
Hirsh werd geboren in 1935 in Melbourne, Australia, waar hij afstudeerde in de genees- kunde. Hij rondde zijn opleiding tot arts af gedurende vier jaar in Melbourne waarna hij ambieerde om hematoloog te worden. Dat vak had in feite drie mogelijkheden om het uit te oefenen. Ten eerste, door een hematoloog-consultant te worden met een eigen praktijk; ten tweede, door een laboratoriumhematoloog te worden en in een routine-lab te werken; of, tenslotte, door een onderzoekshematoloog te worden. In dat laatste geval zou hij research- ervaring overzee moeten opdoen en dat was de optie die hij verkoos. Aldus kwam hij uit bij onder meer Sol Sherry in St. Louis, de ‘klassieke’ hematoloog J.V. Dacie in Londen en patholoog Fraser Mustard in Toronto. Op basis van Australische, Amerikaanse en Canadese beurzen had hij gelegenheid om vanaf 1964 bij alle drie te gaan werken.
Bij Sherry aan de Washington University in St. Louis kwam Hirsh in aanraking met diens streptokinase-onderzoek. Bij Dacie werkte hij in de Postgraduate Medical School in Londen. En in 1966 verbleef hij in Toronto bij Fraser Mustard, met wie hij erg goed overweg kon. Mustard was zijn carrière begonnen aan de Universiteit van Toronto, waar hij de effecten van bloedlipiden bestudeerde, de relatie daarvan met hartziekten en hoe aspirine hierop kon inspelen. In 1966 werd Mustard benoemd als één van de grondleggende faculteitsleden van de nieuw opgerichte medische school van McMaster University.
Na drie jaar abroad keerde het gezin Hirsh terug naar Australië. Daar pakte Jack het re- guliere werk van een hematoloog-stollingsarts weer op. Maar hij was inmiddels een weten- schapper geworden in plaats van een clinicus pur sang en hij werd ongedurig van de stand van de klinische wetenschap in de reguliere praktijk: ‘After spending 3 years in research, the arbitrary nature of clinical decision making was a culture shock to me. Although I was spared general clinical service, I was expected to attend the bedside teaching rounds. The consul- tants were dogmatic, and when I checked the literature, I found that they were often wrong. I said nothing during the rounds, but sometimes sent them copies of relevant articles which contradicted their approach.’
Het werk waarvoor hij in Australië was aangesteld was het inrichten van een laborato- rium voor testen op stollingsfactoren en fibrinolyse en voor testen betreffende de functies van bloedplaatjes. Voor het praktische werk had hij weliswaar een biochemicus, maar Hirsh was onzeker over de betekenis van dergelijke testen voor de klinische praktijk. Hij was een clinicus die weliswaar laboratorium-testen deed maar in feite had hij, zoals hij in zijn me- moires schrijft, vooral behoefte aan een relevant klinisch probleem dat hij met zijn expertise zou kunnen aanpakken. Zo’n probleem zou aan drie criteria moeten voldoen: ‘... the disorder should be common, important clinically and have lots of unanswered questions.’ Hij koos