Page 327 - Bloedstollig en bloedingsneiging
P. 327
XIX. Maastricht revisited: Focus op biologische verspilling 315 Foto XIX.2
Suzette Béguin in 1975 (collectie S. Béguin)
(R.G. Macfarlane en R. Biggs) en dat van het Hammersmith Hospital in London (W.R. Pitney en J.V. Dacie). In beide gevallen werd het meten van de trombinegeneratie opgepakt omdat onderkend werd dat voor het bepalen van de ernst van hemofilie het meten van stollingstijden van beperkte waarde is. Een bepaling van de aPTT heeft, zoals gezegd, slechts betrekking op de vorming van het eerste stolsel. Het leek erop dat bij hemofilie de medische problemen vooral voortkwamen uit latere fasen van de bloedstolling. Omdat een TG-bepaling vele mi- nuten duurt in plaats van de seconden van een aPTT-test, werd het aannemelijk geacht dat het effect van het toevoegen van antihemofilie-globuline (factor VIII) aan hemofiel plasma relevanter was vast te stellen met een TG- dan met een aPTT-bepaling. Het nadeel van een stollingstijdbepaling is, aldus Macfarlane en Biggs, namelijk:
‘They usually involve the use of anticoagulants, often multistage fractionation by precipitation, adsorp- tion or filtration, and, almost invariably, the addition of tissue extracts to promote thrombin generation. These techniques have yielded information of great importance, but they must have a limited applica- tion, since they are far removed from the natural process of clotting. ... Fractionation techniques can give no information on the earliest stages of natural clotting, which must, initially, be studied in blood which has been altered as little as possible. ... More information would be provided if a series of deter- minations of the thrombin content of whole blood were made at intervals during clotting. ... By plotting