Page 328 - Bloedstollig en bloedingsneiging
P. 328

316 Bloedstolling en bloedingsneiging thrombin concentration against time, curves are obtained which show the speed of thrombin generation
and destruction and thus may indicate the rate of production and the activity of blood thromboplastin.’7
De TG-techniek was echter niet eenvoudig. Hemker had hem bij Macfarlane in Oxford rond 1960 geleerd maar in Parijs wist hij al snel weer waarom de TG-techniek in de vergetelheid was geraakt8:
‘Stelt U zich een buisje met stollend bloed voor. Iedere halve minuut neem je daar met een pipet een hoeveelheid ter grootte van een halve druppel uit en blaas je die uit in een buisje met een fibrinogeen- oplossing. Op dat moment start je ook een stopwatch, die je weer afdrukt als die fibrinogeenoplossing stolt. Hoe korter de stollingstijd, hoe meer trombine er in het monstertje zit. Dat verband heb je van te voren bepaald. Al gauw liggen er tien tikkende stopwatches voor je waterbad. Terwijl je voortgaat met het trekken van monsters, kijk je geregeld of een van de tien bijbehorende buisjes al gestold is, zo ja, dan stop je de bijbehorende klok. Het trombinegeneratie-proces duurt 15 à 30 minuten. Om de proeven vergelijkbaar te krijgen moet je er twee of drie parallel doen. Dat betekent dus om de tien seconden een monster trekken en honderd à tweehonderd stollingstijden meten binnen het halve uur.’
Ondanks de gecompliceerdheid van TG-experimenten koos Hemker ervoor om het fenomeen van trombinegeneratie nader te bestuderen. Dat had diverse redenen. In de eerste plaats had Béguin een enorme handigheid in de noodzakelijke technieken en ten tweede vormden ze samen een goed team bij het uitvoeren van de TG-experimenten.
In de tweede plaats had bij Hemker inmiddels de idee postgevat dat hij met zijn eerdere werk aan de biochemie van de bloedstolling te ver was afgedwaald van laboratoriumexpe- rimenten die nut hebben voor de patiënt. In het laboratorium van Soulier / Josso / Béguin daarentegen was de patiënt nooit ver weg. Zij klopten namelijk, bij wijze van spreken, op de deur van het laboratorium aan om belet te vragen. Ten derde had Béguin een opleiding gehad als ‘Biologiste’ waardoor zij sterke voeling had met de medische problemen van patiënten die soms dramatisch waren, vooral wanneer er erfelijke componenten in het spel waren. Haar werk was niet dat van een blue sky-laboratorium met waardevrije experimenten.
Voor Béguin had de samenwerking met Hemker ook tal van voordelen, zeker nadat Josso in 1981 was overleden. Soulier was hoofd van de kliniek maar stond op te grote afstand van het laboratorium om op Béguins werk toe te zien. Hemker was slechts vijf jaar ouder dan Béguin maar veel meer gearriveerd als wetenschapper in de wereld van de hemostase en trombose dan zij. Hij sprak inmiddels goed Frans - in Frankrijk was dat de voertaal tussen beiden (dus niet Engels) - hetgeen indertijd onmisbaar was om je als buitenlander in een Frans laboratorium te kunnen handhaven. Na het overlijden van Josso deed Hemker enkele jaren pogingen om het laboratorium levensvatbaar te houden. Maar toen hij in januari 1985 zijn rectoraat in Maastricht afsloot was duidelijk dat het overeind houden van het lab was als trekken aan een dood paard. Om hun samenwerking te continueren werd besloten dat Suzette naar Maastricht zou komen om daar haar werk aan trombinegeneratie voort te zetten. Doel was het schrijven van een proefschrift om in Nederland de academische doctorstitel te behalen met Hemker als promotor. In 1987 verhuisde Suzette Béguin naar Maastricht maar kort daarna werd Coen Hemker ernstig ziek. Het had er alle schijn van dat de afdeling Biochemie naar een nieuwe leider op zoek moest. Volgens Hemker waren de kroonjuwelen al verdeeld toen hij een opmerkelijke wederopstanding uit het ziekbed ervoer. De verhuizing naar Nederland, het werken als protegé van de baas en de ziekte van die baas maakten dat Suzette enkele zeer moeilijke jaren in Maastricht doormaakte.


































































































   326   327   328   329   330