Page 37 - Bloedstollig en bloedingsneiging
P. 37

II. Kliniek ontmoet laboratorium 25
voor een Latijnse naam voor het tijdschrift: Thrombosis et Diathesis Haemorrhagica. Toen het ICTH in 1969 evolueerde tot de International Society on Thrombosis and Haemostasis (ISTH) werd Thrombosis et Diathesis Haemorrhagica het officiële tijdschrift van de vereniging. Uiteindelijk zou het blad een nieuwe naam krijgen: Thrombosis and Hae- mostasis.25 In 2003 werd het Journal of thrombosis and haemostasis het lijfblad van de
ISTH.
Klinisch onderzoek
Naast de genoemde verwarring rond stollingsfactoren was er anderzijds nog een ander be- staansrecht voor het blad, namelijk het publiceren van klinisch onderzoek. Bijvoorbeeld, er werden indirecte orale anticogulantia toegepast bij gevallen van hartinfarct (zie ook hoofdstuk XV). Daarbij monitorden laboratoria de effectiviteit en de bijwerkingen. Daarnaast kwam de techniek van openhartchirurgie in opkomst, en de directe antistolling die daarbij werd toege- past (heparine met protamine als antidotum) vereiste ook een publicatiekanaal.
Daarmee is een thema aangeroerd dat verderop in het boek nog regelmatig aan de or- de zal komen. Er is al gesteld dat het trombose- en hemostase-onderzoek naadloos paste in de molecularisering van de geneeskunde. Een tweede wapenfeit dat de T&H-gemeenschap zich mag toerekenen is dat door hun toedoen het klinisch onderzoek veel systematischer is geworden. Inmiddels is evidence-based medicine (EBM) gemeengoed geworden. Dat stelt hoge methodologische eisen aan het ontwerpen van dergelijke studies. T&H-onderzoekers in Leuven, Amsterdam en Leiden hebben daar veel aan bijgedragen.
De situatie rond klinisch patiëntenonderzoek was in de jaren zestig van de vorige eeuw weinig florissant. In zijn oratie in 1963 in Leiden over ‘De bloedstolling als onderwerp van klinisch-wetenschappelijk onderzoek’ luidde stollingsonderzoeker Fredi Loeliger de nood- klok. Hij zag dat er bij medisch onderzoek gemakkelijk veel mis kon gaan: ‘De schaarste aan observatiemogelijkheden tezamen met de dikwijls grote waarnemingsfout inherent aan bio- logische parameters en tenslotte de grote variatie in ziekteverschijnselen, niet alleen bij één individu maar ook tussen de individuen onderling, maken dat het toeval een sterke invloed uit- oefent op de uitkomsten van het onderzoek, hetgeen de in de kansberekening niet geschoolde medicus maar al te gemakkelijk ontgaat.’26 Het zou nog even duren maar in Nederland zou- den stollingsonderzoekers wegbereiders worden van methodologisch gedegen biochemisch en klinisch onderzoek. In België zouden onderzoekers in Leuven voortrekkers zijn op dit gebied (hoofdstuk XII).
II.5 Vooruitblik op het boek
In dit hoofdstuk is een schets gegeven van het bloedstollingsonderzoek in de eerste helft van de 20ste eeuw. De rest van het boek betreft de periode na de Tweede Wereldoorlog. In het ver- haal zullen we steeds proberen vooral naar voren te halen waar er nieuwe inzichten ontstaan die ‘haaks’ staan op de geaccepteerde denkbeelden. Dergelijke gevallen van ‘paradigma- kritiek’ verduidelijken verborgen aannames die - als men binnen het paradigma blijft - per definitie niet zichtbaar zijn. Om een voorbeeld te geven. De Quick-test was jarenlang de steun en toeverlaat van de stollingsonderzoekers. Dat bleef zo totdat Macfarlane een alternatieve test had ontwikkeld waarna hij de Quick-test aanviel als zijnde kunstmatig27:
‘Much recent research on blood clotting has dealt with prothrombin and factors which influence its ac- tivation. In the development of such investigations experimental procedures have become increasingly complex and artificial. They usually involve the use of anticoagulants, often multistage fractionation by precipitation, adsorption or filtration, and, almost invariably, the addition of tissue extracts to promo-


































































































   35   36   37   38   39