Page 49 - Bloedstollig en bloedingsneiging
P. 49
III. Trombosediensten 37 III.7 Conclusie
De Nederlandse trombosediensten hebben internationaal een grote faam vanwege de goede kwaliteitszorg voor trombose-gerelateerde ziekten. De vraag hoe dit zo is gekomen wordt regelmatig gesteld en het antwoord wordt meestal gezocht in het specifieke financieringssys- teem van de ziekenfondsen.27 Dit maakte de financiering van het nieuwe laboratoriumsysteem relatief gemakkelijk omdat er centraal afspraken gemaakt konden worden. En door deze finan- cieringsvorm was het ook minder logisch dat artsen en specialisten extra inkomsten verkregen door de laboratoriumbepalingen in eigen hand te houden zoals bijvoorbeeld in Zwitserland het geval was en is. Loeliger daarover28:
‘Vrijwel tegelijk met Jordan in Nederland heeft [Fritz] Koller in Zwitserland de protrombinetijd vol- gens Quick geschikt trachten te maken voor gebruik in de algemene praktijk. Hij deed dit echter in de overtuiging dat orale antistolling ook door huisartsen en specialisten buiten het ziekenhuis zelfstandig toegepast moest kunnen worden. Dit was dus het startpunt van het nog heden ten dage in Zwitserland vigerende, vrijwel volledig decentrale systeem van trombosebehandeling.’
In dit hoofdstuk hebben we echter gezien dat de zaak iets complexer ligt. De trombosedien- sten in Nederland zijn zo’n succes geworden omdat er enerzijds duidelijke kartrekkers waren in de behandeling van trombotische ziekten met indirect werkende anticoagulantia. De namen van Jordan (Utrecht), Roos (Den Haag) en Loeliger (Leiden) komen daarbij naar voren. Maar deze grondleggers konden hun ideeën alleen maar zo wijd verspreiden doordat er na de Twee- de Wereldoorlog een breed vertakt systeem van afdelingen van het Nederlandse Rode Kruis bestond. De trombosediensten waren geen van bovenaf opgelegde instituten maar ontstonden bottom-up vanuit NRK-afdelingen en ziekenhuizen.
Er waren weliswaar ook onafhankelijke trombosediensten, maar de infrastructuur van het NRK maakte het mogelijk de oprichting van trombosediensten te stimuleren en maakte het gemakkelijk commissies in te richten om zo wetenschappelijke expertise binnen de diensten in te brengen. Zo werkte een wetenschappelijke commissie eraan mee om nieuwe testmethoden zoals Owrens Thrombotest te evalueren en om de werkzaamheden van trombosediensten te stroomlijnen.
De wens van De Vries om de trombosediensten in te lijven bij de Vereniging voor Hema- tologie werd afgewezen door andere grondleggers zoals Roos en Loeliger. Zij zagen meer heil in een federalisering van de trombosediensten. Die laatste weg zou inderdaad worden ingeslagen (zie hoofdstuk XV).