Page 20 - Geluk
P. 20
“Laat ik beginnen bij de letterlijke dorst. Wat ik het liefst drink hangt af van de temperatuur, de tijd van de dag en wat voorradig is, maar nu is het pils. Dat lijkt je dorst te lessen, maar toch vraagt het steeds maar om meer. Heerlijk, je mond aan het glas zetten, het koude vocht aan je lippen en het dan door je keelgat voelen vloeien. Dat is wellust, dat hoort bij een avond als deze. Het is werk van Slauerhoff, Vestdijk, Nescio, Vinkenoog. Niks mis mee, maar er is ook zoiets als port. Dat is sterker, daar hebben ze meer tijd in gestopt. Dat is Marsman, Bordewijk, Boon, Hermans, Claus. Dat is proeven, kleine slokjes nemen. Dat zijn bonbonnetjes, dat past, vind ik, meer bij jou.“
Ze schoot in de lach: “Dus dit is niet mijn avond, en de vraag rijst: pas ik wel bij jou?“
Ben voelde dat hij klem werd gezet en toomde schielijk in. “Hier red ik me niet meer uit” schutterde hij bewust. “Ik probeer je ook maar te imponeren. En dan ga ik op mijn bek ... En dat van Slauerhoff, Nescio, Boon en de anderen is natuurlijk flauwekul.”
Teruggetrokken in de defensie had hij wat speelruimte gecreëerd. En na een korte pauze durfde hij weer: “Wat mij betreft is dit zeker wel jouw avond. En wij passen, volgens mij, uitstekend bij elkaar.”
“Stellig typje ben je, loop jij altijd zo hard van stapel?” “Bestaan jouw zinnen vaker uit een conclusie en een vraag?”
Elaine gaf hem een vluchtige kus: “Nee, soms uit statements.”
“Blijft nog de vraag of ik altijd te hard van stapel loop. Zullen we dat maar even laten rusten. En dat ‘passen bij’ eens aan een nader onderzoek onderwerpen? Ik heb twee vragen voor je. Als je daar niet of nog niet op wil antwoorden, stel mij dan vragen, dat heb ik even lief.”
18