Page 32 - Geluk
P. 32
❦
Er waren dagen dat alles en iedereen van Ben de stront in kon zakken. Zeker ook op hijzelf. Een guerrilla werd er in zijn hoofd uitgevochten. Hij wist wel dat het over ging, die woede moest eerst uit zijn kop. En dat duurde even. Intussen werd er wel onkruid geplant, dat schoot wortel, het werd waarheid. Een van die waarheden betrof de aard van zijn stiefvader, hoogleraar in de biologie. Levensleer. Technisch gezien wist hij er alles van, maar hoe je moest leven, dat kon hij, als hij het zelf al wist, niet overbrengen, aan niemand, zeker niet aan Ben.
“Het heeft mij nooit veel moeite gekost om mijn plasticvader een echte kloothommel te vinden, een lulhannes, een egocentrische mafkees. Zo had hij drie portemonnees; een voor zichzelf, een waar hij zijn vrouw uit meebetaalde aan de huishoudpot en een lege die hij liet mij zien als bewijs dat hij geen zakgeld kon betalen.”
Het was een op waarheid berustend fabeltje dat hij graag vertelde. De kleine groep vrienden die deze avond bij elkaar waren gekomen kende dit verhaal wel, maar het vervolg, de uitweiding, daar was, vond Ben, nu de tijd rijp voor.
“Genadeloos heb ik zijn gebrek aan empathie getuchtigd.” Hij wachtte kort op de uitwerking van deze zin en vervolgde:
“Die man had de gewoonte de kachel uit te doen als hij het huis verliet, ongeacht of er nog iemand thuis was. Hij fabriceerde een slot op de koelkast waarvan alleen hij de sleutel had. In zijn studeerkamer, de ‘bibliotheek’, had hij een ruime, gefortificeerde kast waar nonchalant nooit over gesproken werd. De grootste kamer in het huis was zijn laboratorium, een
30