Page 60 - Geluk
P. 60

Dit was geen afscheid, het was een vlucht.
❦
Alleen en in een rothumeur, geen zin om iemand in zijn nabijheid te velen, zat hij aan een afgelegen tafeltje. Chagrijnig naar zijn verschraalde bier te staren. Hij was ontevreden met zichzelf, vond dat hij zich als een echte hufter kon gedragen. En het had nooit gehoeven. Maar hij deed het wel. Joanna, Marjolein, Elaine, Liesbeth noem maar op, allemaal had hij ze gekwetst, gegriefd, geaffronteerd, voor het hoofd gestoten. Wat een proleet!
Het krenken gaf hem kortstondig enige voldoening. Het gevoel de leiding te hebben, aan het roer te staan, on top te zijn. Maar er bleek niks top aan. Het was ineenstorting, neergang, teloorgang, een nederlaag, de verloedering van liefde.
Ben wist het wel, maar zijn mores was weerbarstig. Gelijkhebberigheid was zijn invulling van avaritia, niet zijn enige zonde. Hij nam zijn lauwe, platgelagen biertje mee naar de tap en vroeg om verversing. Als was het een goed voornemen, zo droeg hij het koude glas mee naar zijn plek. Nu niet gulzig naar binnen gooien, nippen!
(‘s Middags onthaalde hij zich op de nieuwste uitgave van Claus, ‘Heer Everzwijn’: ‘De regel van de waarheid is ze te hebben gemaakt. Daarom: waarheid: vernietiging, een haar van je verwijderd en hoe je er met moeite bent, schaduw van een spiegel die het mij scheidt van het ik.’)
Met een aleatoir gemoed overdenkt hij voor de tweede maal die dag zijn lompheid tegenover hen die hem welwillend bijstonden zijn verlatenheid te overwinnen.
58


































































































   58   59   60   61   62