Page 64 - Geluk
P. 64

❦
De wallen, een buurt waar Ben zich eigenlijk nooit ophield. Hij was erin verdwaald geraakt op zijn expeditie naar contact. Tochten die tot zijn ergernis (maar niet tot zijn verwondering) doorgaans uitliepen op ontgoocheling. Veel vriendschappen, maar achter beneveling verborgen. Lullificaties genoeg. Zelf droeg hij ook zijn steentje bij. Tot een gedachtewisseling kwam het zelden.
Zo sloeg de eenzaamheid andermaal toe. Afgesloten, teruggetrokken. Ellendig voelde hij zich. Terneergeslagen, verdrietig, armzalig, klote, desolaat, melancholiek, troosteloos, onfortuinlijk. Die gevoelens kwamen alle zo uit de tap. Geen hond interesseerde hem. Geen hond was geïnteresseerd in hem. Het liefst zou hij willen meppen, de glazen met een armbeweging van de toog vegen. Zie al die kannenkijkers, niets dan egoïsme braakten ze uit, sla ze toch op hun bek. Warmte had hij nodig. Genegenheid. Affectie. Sympathie. Liefde.
De ramen waren drukbezet. Keuze genoeg. Nu kwam het merendeel niet in aanmerking, een enkele zag eruit of zij wel aan zijn behoefte kon voldoen. Twijfelend, stuurloos, liep hij door straatjes en stegen. Dit zou toch een te grote stap zijn: ervoor betalen! Vreugdeloze verlatenheid had hem echter te pakken.
Zij ontdeed zich van haar schamele kledij. Ben stond daar. Een lawine van schaamte. Maar met een verwarrende genegenheid voor de vrouw. Zij drong niet aan. Ben dacht aan Macbeth: ‘it provokes the desire, but it takes away the performance’. Maar zelfs het desideratum was er niet. Hij gaf haar meer dan ze gevraagd had.
62


































































































   62   63   64   65   66