Page 29 - Blauwe stem proef
P. 29

Hoofdstuk 16
Twee weken later zat Elin in een kring van stoelen in een
zaaltje bij de havenstad. Voor het eerst ontmoette ze de
jongeren die, net als zij, hadden besloten mee te varen in de
zomer. Sommigen waren luid en zelfverzekerd, anderen stil en
aftastend. Elin hield haar handen in haar schoot en keek rond,
benieuwd wie straks haar dagen op zee zou delen.
Een man met een verweerde huid en een blauwe schipperstrui
nam het woord. “Ik ben Hessel, jullie schipper tijdens de reis.
Voor sommigen van jullie wordt dit een vakantie, voor anderen
een uitdaging. Voor iedereen geldt: op een schip ben je deel
van de bemanning. Je leert zeilen, knopen, navigeren, wachtlo-
pen, en vooral: samenwerken.”
Hij liet zijn blik langs de groep gaan, zijn ogen scherp maar niet
onvriendelijk. “Een schip is geen hotel. Je kookt samen, je ruimt
samen op, je staat midden in de nacht op wacht. Soms ben je
moe, soms boos, soms natgeregend — en toch moet het werk
doorgaan. Dat is de zee. Wie hier alleen komt om te genieten,
komt zichzelf tegen.”
Elin voelde haar hart bonzen. Er ging een lichte siddering door
haar heen: dit was precies waar ze naar verlangde. Niet omdat
het makkelijk zou zijn, maar omdat het klonk als een wereld
waarin ze niet kon verdwijnen, maar juist moest verschijnen.
Naast haar stootte een meisje met kort, donker haar zachtjes
tegen haar arm. “Spannend hè?” fluisterde ze. Elin knikte, opge-
lucht dat iemand het had uitgesproken.
Na de uitleg vroeg Hessel iedereen zich kort voor te stellen.
Eén voor één kwamen de stemmen los.
“Thomas,” zei een lange jongen met slungelige armen. “Ik woon
in Utrecht. Ik heb nog nooit gezeild, maar ik hou van avontuur.”





































































   27   28   29   30   31