Page 34 - Blauwe stem proef
P. 34

het licht week niet, en Silver bleef staan, rustig, onbeweeglijk,
alsof hij geen haast had om haar te overtuigen.
“Elin,” hoorde ze toen, niet hard, niet dwingend, maar als een
stem die door haar eigen adem heen klonk, “twijfel is geen
vijand. Het is een deur die je openhoudt. Je mag je afvragen of
dit echt is. Juist daardoor kan het groeien.”
Ze slikte, keek naar de grond, naar de brug en weer omhoog.
Er was iets geruststellends in die woorden. Alsof zelfs haar
onzekerheid mee mocht reizen.
Silver hief langzaam een hand en tussen de vingers verscheen
een klein teken, eenvoudig en helder: een sleutel, lichtblauw en
bijna doorschijnend. Hij liet hem niet vallen, maar blies zacht
zodat de sleutel door de lucht naar Elin toe dreef.
Ze stak haar hand uit en voelde hoe het symbool zich niet als
een voorwerp neerlegde, maar als een warmte in haar hand-
palm.
“Wanneer twijfel je overspoelt,” zei Silver, “herinner je dan dit:
dat licht ook in het kleinste gewicht kan rusten. Je hoeft niet
alles te dragen. Laat de sleutel je herinneren dat je gedragen
wórdt.”
Elin kneep haar vingers om de warmte en knikte. Het beeld
was zo eenvoudig dat ze het niet kon vergeten, hoe ver ze
straks ook van deze brug zou zijn.
Ze ademde in en uit, en met die ademhaling loste de ruimte
langzaam op. De weide, de brug, de gloed — alles gleed weg
alsof het terugkeerde naar een plek die altijd net achter de
sluier van de werkelijkheid bestond.
Toen ze haar ogen opende, besefte ze dat ze in haar kamer
was. Het kussen onder haar hoofd, de acht van speksteen in de
vensterbank, de geluiden van het huis om haar heen. Maar in





































































   32   33   34   35   36