Page 105 - BOEK SELG.indb
P. 105
Boek 1 ■ Kindertijd en adolescentiejaren [1861–1879]
Niet alleen de wiskunde als zodanig – zijn verbanden en wetten, getallen en vormen – en het daarmee gevonden houvast, werd door Rudolf Steiner als gelukkig makend ervaren. Maar ook de mogelijkheid die daarmee voor het eerst doorschemerde om op methodische wijze in de wereld van de niet-zin- tuiglijke dingen te leven. Om op grond van heldere gedachten tot objectief geldende, bovenpersoonlijke en communceerbare uitspraken te komen.
Dat Steiners begripsmatige doordringing van de indrukken uit zijn kin- derjaren uit een veel latere fase van zijn leven stamt en op het moment dat hij erover schreef al diverse stadia van reflectie en verwerking had doorge- maakt, doet niets af aan de authenticiteit van de beschreven ervaringen rondom het achtste, negende levensjaar. Zij waren essentieel voor zijn ver- dere ontwikkeling.
Het ging om een beleven dat “gelukkig makend” was omdat hiermee de me- dedeelbaarheid van een vereniging van zintuiglijke en bovenzintuiglijke as- pecten van de werkelijkheid, zich in het midden van de kinderjaren als le- vensmogelijkheid (op z’n minst gevoelsmatig) liet vermoeden. De wiskunde met haar wetten nam op deze wijze de vorm aan van een “leerboek” dat een systematisch “bovenzinnelijk” weten bevatte. Een weten dat bovendien pu- bliek gemaakt kon worden; dat wil zeggen voor een boven-individueel ge- bruik bestemd en geschikt was. Dat dit mogelijk bleek te zijn, werkte on- verwijld bemoedigend. Het bevrijdde Rudolf Steiner uit een deel van zijn eenzaamheid.
Misdienaar
Er waren nog veel andere ervaringen tijdens de kinderjaren in Neudörfl die Rudolf Steiner als onderdeel van zijn geestelijke ontwikkelingsweg in de te- rugblik op zijn leven opnam en schetste.
Onder andere ook de sacramentele cultus van de katholieke kerk. Niet al- leen de monniken van de Redemptoristerorde spraken Steiner in een diepe laag van zijn ziel aan. Ook de missen, dodenherdenkingen en begrafenissen waaraan hij in Neudörfl als misdienaar kon deelnemen, hielden hem inten- sief bezig:
‘Uit mijn jongenstijd staat mij helder voor ogen hoe het waarnemen van de cultus in verbinding met de muzikale offerdienst de raadsels van het bestaan op een indringende manier beeldend in de geest omhoog lieten komen. De bijbel- en catechisatielessen die de pastoor gaf waren in de we- reld van mijn ziel minder werkzaam dan wat hij deed als voltrekker van
105

