Page 138 - BOEK SELG.indb
P. 138

Rudolf Steiner — Leven en Werk ǁ Band I
aan mij voor. Dat het Ik, dat zelf geest is, in een wereld van geesten leeft was voor mij een directe waarneming. Alleen de natuur wilde niet binnen- komen in de door mij ervaren geestelijke wereld.’ 152
Het zuivere Ik is, noch is het iets
“De bron van zekerheid en daardoor ook van de wetenschapsleer is de per- soon met zijn kennende activiteit” 153, formuleerde Rudolf Steiner in het manuscript dat hij in de zomer van 1879 schreef. En verder:
‘Het zuivere Ik is, noch is het iets in de strengste zin van het woord. Zijn grijpbare wezen is geheel en al gegeven met zijn activiteit, wij kunnen niet weten wat het is, maar alleen wat het doet.’ 154
Niet alleen Fichtes “Fundament van de gehele wetenschapsleer” was voor hem van groot belang. Rudolf Steiner leerde nu ook voor het eerst de geestelijke gestalte van deze filosoof van het “Ik” kennen. Fichte was als hoogbegaafd kind in armelijke omstandigheden opgegroeid en had met een vastberaden wil zijn weg gevonden. Anders dan voor Rudolf Steiner was de filosofie van Kant voor Fichte een doorslaggevende innerlijke ervaring. Met behulp van Kants denken bevrijdde Fichte zich van het deterministi- sche levensgevoel dat hem tot dan toe had beklemd. Hij onderkende de kracht van de menselijke rede om zichzelf wetten voor te schrijven en de door Kant aangetoonde autonome, bovennatuurlijke, zuiver geestelijk-in- telligibele dimensie ervan. De beide mogelijkheidsvoorwaarden om de wil gericht en autonoom in zijn dienst te stellen.
In november 1793 schreef Fichte:
‘De invloed die deze filosofie op het gehele systeem van gedachten van een mens heeft gaat elke voorstelling te boven; in het bijzonder het gedeelte
152 Rudolf Steiner: Mein Lebensgang. [GA 28]o, p. 51. Ned. uitg. pp. 51 /52.
153 Rudolf Steiner: ‘Fragment eines Manuskriptes über Fichtes “Wissenschafts-
lehre” (1879). In: Rudolf Steiner und der deutsche Idealismus. Beiträge zur
Rudolf Steiner Gesamtausgabe [B 30], p. 29.
154 Ibidem p. 31. Zie ook Friedrich Hiebel: ‘Zum Fragment von Rudolf Steiners
Manuskript “Über Fichtes Wissenschaftslehre”. In: Das Goetheanum, nr. 48, 1970, p. 390.
138


































































































   136   137   138   139   140