Page 140 - BOEK SELG.indb
P. 140

Rudolf Steiner — Leven en Werk ǁ Band I
centrum staat van het actieve denkproces, maar ook een centrale plaats in-
neemt bij het verenigen van zintuiglijke waarneming en denken.
‘Zo bereidde zich een wending van grote betekenis voor in Rudolf Steiners ontwikkeling: de overgang van de problematiek van het denken, naar die van het Ik. Van Kant naar Fichte.158
Het staat buiten twijfel dat Fichte grote indruk maakte op Rudolf Steiner. Voor zijn verdere ontwikkelingsweg was Fichte een belangrijke steun en een geestelijke gestalte die hem in zekere zin tot voorbeeld werd. Fichte was
niet zoals Kant een burgerlijke rationalist, maar een spirituele persoonlijk- heid die beschikte over grote morele kracht in combinatie met vrijheids- liefde.
Er ging van Fichtes scheppingsvermogen een belangrijke impulserende werking uit. Fichte was een persoonlijkheid waarbij het benadrukken van het menselijke Ik diep in zijn wezen verankerd lag, en die zich een weg wist te banen tegen grote weerstanden in.
‘De meeste mensen zouden er makkelijker toe te brengen zijn om zichzelf te beschouwen als een stuk lava op de maan, dan als een Ik.’ 159
Fichte concipieerde de vrijheid als het wezen van de filosofie en onderwees de betekenis van het onvoorwaardelijk in overeenstemming zijn van de handelende mens met zichzelf; dat wil zeggen, het in overeenstemming zijn met wat het individu verschuldigd is, niet aan een abstracte norm, maar aan zijn hogere Ik en aan zijn geweten. Hij schreef over de noodzaak het goede omwille van zichzelf te doen, zonder tijdens het uitvoeren van de hande- ling te vervallen in eigenliefde. Maar tegelijkertijd hanteerde Fichte een wel- omschreven opvatting over het belang van zijn werk. Al in maart 1893 schreef hij in een van zijn brieven, terwijl hij nog in armelijke omstandig-
158 Sergej O. Prokofieff: Rudolf Steiner en de grondvesting van de nieuwe mys- teriën. Rotterdam: Perun Boeken 2005. Voor wat betreft de geestelijke situe- ring in de tijd van deze overgang en het later door Rudolf Steiner beschre- ven Michaëlstijdperk vanaf de herfst van 1879, zie aldaar pp. 32 e.v.
159 ‘Grundlage der gesamten Wissenschaftslehre als Handschrift für seine Zuhö- rer’ [Jena 1794]. In Johann Gottlieb Fichte: Werke. Hrsg. Fritz Medicus. Leipzig:FelixMeinerVerlag1912,Bd.I, p.370.
140


































































































   138   139   140   141   142