Page 144 - BOEK SELG.indb
P. 144
Rudolf Steiner — Leven en Werk ǁ Band I
voor ons heeft gedaan ...”. 171 Werken aan zichzelf, is aldus Fichte, ook al- tijd en vooral werk dat met een bewust geïntendeerde ideële oriëntering ten behoeve van de ander verricht wordt en tegelijkertijd gepaard zou moeten gaan met grote bescheidenheid:
‘... omdat hij een doel nastreeft waarvan hij steeds ver verwijderd zal blij- ven, heeft de geleerde er alle reden toe om de grootste bescheidenheid te betrachten; omdat hij een zeer verheven ideaal moet zien te bereiken waar hij in de meeste gevallen niet anders dan maar tot op grote afstand in de buurt kan komen ...’ 172
De plaats die Fichte de geleerde stand toedacht was zonder twijfel pretentieus en het gestelde doel hoog. De geesteswetenschappers zouden in de positie moeten komen om “de hoogste supervisie over de werkelijke vooruitgang van het mensengeslacht” uit te oefenen. Deze vooruitgang zouden zij met veel volharding moeten kunnen bevorderen, waarbij zij, uitgaande van nauwkeu- rige kennis van het heden en een duidelijke toekomstgerichte oriëntering, het werk van hen die in de cultuurgeschiedenis hun voorgangers waren geweest op een grondige manier zouden oppakken:
‘Hij (de geleerde) neemt niet alleen het tegenwoordige waar, hij ziet ook het toekomstige; hij ziet niet alleen het huidige standpunt, hij ziet ook waar het mensengeslacht naar toe moet gaan om op de weg te blijven die naar de laatste doelen leidt en daar niet vanaf te wijken of om te keren.’ 173
Fichte was ervan doordrongen dat de toekomst van de mens en van de aarde afhankelijk is van de vooruitgang van de wetenschap, evenals van de aard en kwaliteit daarvan.
‘Van de vooruitgang van de wetenschappen hangt op directe wijze de voor- uitgang van het menselijke geslacht af. Wie de eerste tegenhoudt, brengt ook de tweede tot staan.’ 174
171 Ibid., pp. 248 e.v.
172 Ibid., p. 252.
173 Ibid., p. 259.
174 Ibid., p 256.
144

