Page 146 - BOEK SELG.indb
P. 146

Rudolf Steiner — Leven en Werk ǁ Band I
op zo’n manier actief wordt, zou zich, aldus Fichte, ontwikkelen tot “de eigenlijke levenskracht in de wereld” 179 en zou een “leidraad” zijn voor het noodzakelijke ingrijpen van de mens in de samenhangen van natuur en maatschappij. Het “bovenzintuiglijke” zou een “verdere bestemming” ge- ven “aan wat zintuiglijk is”. In een tijdperk waarin de mens het “heldere in- zicht” ontwikkelt dat het kennen het eigenlijke punt “van vereniging tus- sen de bovenzintuiglijke en de zintuiglijke wereld” is, betekent dit dat hij het “voortouw neemt in het verdere scheppingsproces van de wereld”. Niet gedreven door hoogmoed, maar door zijn werk op het gebied van het ont- wikkelen van kennis en de kracht die van de waarheid uitgaat.
De scheppingsideeën waar de wetenschapper op wijst, dat wil zeggen de ideeën die in hem tot leven komen, de “gezichten” (“zoals de Duitse taal het Griekse ‘Idee’ treffend verwoordt” 180) die zich vanuit het bovenzinne- lijke bestaan in hem present stellen, zouden door hem verder moeten wor- den uitgewerkt en aan de samenleving ter beschikking gesteld moeten wor- den; “net zo lang totdat het [het ‘gezicht’] zijn invloed neemt op het algemene, heldere inzicht van de mensen en van daaruit het uitgangspunt zou kunnen worden voor het omvormen van de heersende maatschappelijke verhoudin- gen.” 181
Maar voorwaarde voor dit alles zou zijn dat het de geleerde lukt om in de zin van de “Wetenschapsleer” de waarheid te vinden. Dat wil zeggen de wereldvormende idee in het kennen op te nemen en in liefde te koesteren, zoals Fichte dat in Jena en Erlangen beschreef en verlangde.
De idee als scheppend principe
De “idee”, die hij in tegenstelling tot Kant niet begreep als een postulaat van de zuivere rede, maar als een principe met scheppende kracht, zou in de “waarachtige geleerde” werkelijk tot leven komen en daarmee een bepa- lende factor worden in zijn bestaan als wetenschapper en als mens. De idee wil, aldus Fichte, in hem leven en zich verder ontwikkelen, en dat betekent dat zij in hem een nieuwe, geïndividualiseerde gestalte wil aannemen en scheppend wil worden. Alleen daardoor zou de creatieve vooruitgang van de wereld, het opbouwen van nieuwe werelden “vanuit de ruïnes van de
179 Ibid., p. 639.
180 Ibid., p. 634.
181 Ibid., p. 667.
146


































































































   144   145   146   147   148