Page 145 - BOEK SELG.indb
P. 145

Boek 1 ■ Kindertijd en adolescentiejaren [1861–1879]
Maar Fichte onderwees niet de verovering van de aarde door de mens in een simpel vooruitgangsgeloof. Zijn blik was gericht op zelfontwikkeling en zelfontplooiing in verbinding met gemeenschap, verantwoording, en mo- raliteit. Hij wees de hogeschooldocenten en -studenten op de plicht die zij hadden ten aanzien van de waarheid en het getuigen daarvan. Daarvoor eiste hij een absolute inzet.
In de openbare colleges met de titel “Over het wezen van de geleerde” die Fichte hield aan de universiteit van Erlangen, elf jaar nadat hij in Jena zijn professoraat kreeg en kort na de dood van Friedrich Schiller, wordt door hem (evenals in 1811 in Berlijn) gedetailleerd beschreven hoe hij zich de positie en de opgave van de geesteswetenschapper voorstelde.
De wereldvormende kracht van bovenzinnelijke begrippen
Anders dan Kant beschouwde hij het werken aan het ideeëngehalte van de natuurlijke wereld niet als een eigenschap van de menselijke kennisstruc- tuur. Hij sprak over het kunnen aantonen en tevoorschijn kunnen brengen van het hogere fundament van de zintuiglijke wereld, dat als de “goddelijke idee van de wereld” aan haar verschijning ten grondslag ligt. Tenminste een deel van de “scheppende “ idee zou “... door de vrije daad van de mens aan de hand van de zintuiglijke wereld gevormd kunnen worden en in haar be- schreven kunnen worden ...” . 175 Het zou niet de opgave van de wetenschap- per zijn om door zijn kenactiviteit de gegeven wereld als zodanig (wat “nu eenmaal werkelijk en krachtig in het bestaan aanwezig is” 176) louter herha- lend weer te geven in de zin van een dood nabeeld, maar integendeel om een “in het zijn verankerd” weten te ontwikkelen, een “zuiver weten dat van zich uit vormend is”.177 Fichte sprak – en schreef – over de “wereldvor- mende kracht van bovenzinnelijke begrippen” 178en zag het als de opgave van de geestelijk wetenschapper om door te dringen tot een weten dat de vormende scheppingsprincipes (de “goddelijke scheppingsidee”) bevatten zou en dat daardoor in staat zou zijn om mee te kunnen werken aan het voortzetten van de schepping “naar het goddelijke beeld”. Een weten dat
175 Johann Gottlieb Fichte: Werke. Hrsg. Fritz Medicus. Leipzig: Felix Meiner Verlag 1912, Bd. V, p. 7.
176 Ibid., p. 632.
177 Ibid., p. 635.
178 Ibid., p. 648.
145


































































































   143   144   145   146   147