Page 25 - BOEK SELG.indb
P. 25

Inleiding
ontwikkeld kan worden. Hij wilde een geesteswetenschap laten ontstaan naar analogie van de natuurwetenschap. Met dien verstande dat zij haar activiteiten niet richt op het zintuiglijke, maar op het geestelijke waarne- mingsgebied.’ 21
Het kennen, dan wel erkennen van Rudolf Steiners buitengewone levens- werk en levenshouding, veronderstelde dat men kon aanvaarden dat de grondlegger of geestelijk onderzoeker van de antroposofie tot op zekere hoogte een “burger van twee werelden” was. Iemand die in het geestelijke deel van de wereld evenzeer thuis is als in de fysieke werkelijkheid van het bestaan op aarde. Met zijn antroposofie leerde Rudolf Steiner dat deze dua- liteit principieel deel uitmaakt van de mens. Dat wil zeggen dat zij niet een eigenschap is van bijzondere individualiteiten, maar dat zij de kern vormt van het menszijn. Ook dan, wanneer het bovenzinnelijke aspect van het mensenwezen in onze beschaving naar de achtergrond verdrongen, in de schaduw gesteld, en opgeheven lijkt te zijn. [‘‘De ziel van de mens staat te- genover de geestelijke wereld, zoals een mens over het algemeen tegenover een vergeten bestaan staat.”] Verfijnd humoristisch maar met een serieuze on- dertoon, schreef Christian Morgenstern:
‘Alle geheimen liggen in volle openbaarheid voor ons. Alleen, wij plaat- sen ons boven hen. Van de steen tot aan de ziener. Er bestaan geen gehei- men op zichzelf, uitsluitend niet-ingewijden in alle gradaties.’ 22
Wat veel mensen aan deze uitspraak onnozel en ongepast vinden, is bij na- der inzien deel van het proces dat zich in de cultuur, de wetenschap en de kennisontwikkeling sedert duizenden jaren in alle realiteit voltrekt. Niet als resultaat van een algemeen geldende consensus, maar dankzij de bijzon- dere eigenschappen en vermogens van buitengewone individualiteiten. In de Westerse culturen ontbreekt het echter sinds langere tijd aan vrijwel alle
21 Peter Heusser: ‘Goethe und Rudolf Steiner, Naturwissenschaft und Geistes- wissenschaft’. In: Goethes Beitrag zur Erneuerung der Naturwissenschaft. Bern: Paul Haupt Verlag 2000, p. 487.
22. Christian Morgenstern: Werke und Briefe. Kommentierte Stuttgarter Aus- gabe Bd. V. Aphorismen. Hrsg. Reinhardt Habel. Stuttgart: Urachhaus 1987, p. 306.
XXV


































































































   23   24   25   26   27