Page 37 - BOEK SELG.indb
P. 37

Inleiding
kon er op geen enkele manier sprake zijn van “ware” inzichten bij Steiner, of van waardering voor het enorme werk dat door hem was verricht op het gebied van de kennisverwerving in dialoog met de levensvragen van de mens in de moderne cultuur en maatschappij.
En daarom was er ook voor de werkelijke crisistoestand van de 20e eeuw in hun beschrijvingen geen plaats. Voor Zander en Gebhardt, en daarmee voor het merendeel van de tijdgenoten en lezers van hun overwegend positief ge- recenseerde biografieën, was en bleef Rudolf Steiner – ook anno 2011 – een verschijnsel binnen het “occult-esoterische” randgebied. Een gebied waar- binnen Steiner zich behendig een positie had weten te verwerven, en zich met succes naar de top werkte om zo de sektarische behoeften van een ex- travagante bevolkingsgroep te bevredigen en daarvan economisch te profi- teren. “Rudolf Steiner, een oplichter als geen ander ...” 47
Wezenlijke interesse in de ander
In 1924 begon Rudolf Steiner met het schrijven van zijn autobiografie. Door zijn dood in 1925 was het hem slechts mogelijk zijn leven tot aan 1907 te schetsen en daarmee het vertekende beeld dat inmiddels van zijn levens- loop was ontstaan te corrigeren, en de ernstige leugens omtrent zijn per- soon te weerleggen.
Steiner bouwt zijn levensbeschrijving op vanuit een visie die zijn uitgangs- punt neemt in de sociale omgeving. Een werkwijze die getuigt van zijn grote dankbaarheid jegens de mensen die in zijn leven van wezenlijke bete- kenis zijn geweest. In december 1918 werd door hem in verband met het innemen van een dergelijk standpunt het volgende naar voren gebracht:
47 Uitspraak gedaan tijdens een op 19 september 1920 gehouden regionale bij- eenkomst in de grote zaal van het Gasthaus ‘Zum Ochsen’ in Dornach. Tot deze manifestatie werd opgeroepen in het Basler Volksblatt van 4 septem- ber 1920: “In deze vergadering willen wij stelling nemen tegen de antropo- sofische propaganda. Een vereende inspanning van de katholieken tegen de antroposofie is dringend noodzakelijk. Omdat onder het volk al langer de wens leeft om in deze zaak iets te ondernemen, verwachten wij een vereend optreden van de katholieke verenigingen en een grote opkomst van de ka- tholieken uit de vier genoemde gemeenten. (Dornach, Arlesheim, Reinach en Aesch).”
Zie Rudolf Steiner: Die Anthroposophie und ihre Gegner 1919-1921. [GA 255 b]. pp.459 e.v.
XXXVII


































































































   35   36   37   38   39