Page 130 - 2020-2021 cursus VPK hemodynamische definitief
P. 130
✓ Alarmen instellen in functie van de zorgvrager. Cave: brady- en
tachycardie.
▪ Bloeddruk
▪ Ademhalingsfrequentie
▪ Type ademhaling
▪ Transcutane zuurstofsaturatie
▪ Perifere temperatuur
• Anamnese: Allergieën worden nagevraagd en geregistreerd in het verpleegdossier. Andere
fysieke en psychische problemen worden geregistreerd alsook de medicamenteuze
thuistherapie. Op die manier komt wordt de continuïteit van zorg gegarandeerd. Hierbij zal de
verpleegkundige de belangrijke derden betrekken.
• O2: Zuurstof wordt toegediend in functie van het medisch voorschrift en de transcutane
zuurstofsaturatie van de zorgvragers. Bij patiënten met een ACS wordt gestreefd naar een
transcutane zuurstofsaturatie van 94 tot 98%. Indien deze zorgvragers COPD geassocieerd wordt
een transcutane zuurstofsaturatie van 88 tot 92% beoogt (Arntz, Bossaert, Danchin, & Nikolaou,
2010). Tijdens een reanimatie zal men altijd een transcutane zuurstofsaturatie van 100%
nastreven (Deakin, Nolan, Soar, et al., 2015).
• Pijn: Patiënten met een ACS hebben aanhoudende drukkende pijn ter hoogte van de borst al dan
met uitstralingspijn. Pijn heeft een nefaste invloed op de beleving, comfort en outcome van de
zorgvragers. Pijnbehandeling zal altijd gebeuren op medisch voorschrift. De verpleegkundige
moet voldoende aandacht besteden aan het tijdig en correct uitvoeren van dit voorschrift.
o Enkel nitraten indien de systolische bloeddruk > 90 mmHg (Arntz et al., 2010).
Voorbeelden hiervan zijn isosorbide-dinitraat (Cedocard ) of molsidomine
®
(Corvaton ).
®
o Morfine 3 tot 5 mg intraveneus te herhalen tot de patiënt pijnvrij is (Arntz et al., 2010).
Geen intramusculaire inspuiting door bloedingsgevaar en valse verhoging van CK-
waarden.
o Andere analgesie op individueel voorschrift van de arts of standing order.
NSAID worden best vermeden door hun pro trombotisch effect (Arntz et al., 2010).
• Bloedafname en intraveneuze toegangsweg.
o Bloedafname:
▪ Complet formule, ionogram, glycemie, ureum en creatinine, bilirubine en
alkalische fosfatasen, CK, CKMB, troponine I, PT, aPTT, cholesterol, triglyceriden,
HDL, LDL en CRP. Indien de bloedgroep niet gekend is wordt ook de bloedgroep
bepaald. Doel en referentiewaarden van deze onderzoeken werd in het OPO 15
uitvoerig besproken en worden hier verondersteld gekend te zijn.
▪ Op doktersadvies kan ook:
▪ Schildkliertesten
▪ Urinecultuur ea.
▪ Hemoculturen (zeker bij gestegen lichaamstemperatuur)
▪ Sputumcultuur
o I.V.-toegangsweg: