Page 69 - 2020-2021 cursus VPK hemodynamische definitief
P. 69
Figuur 58: Kenmerken van de arteriële bloeddrukcurve (Vacanti et al., 2011)
4.2.2.2.1. Kenmerken van de arteriële bloeddrukcurve
De normale arteriële drukcurve bestaat uit verschillende onderdelen. Zie Figuur 58. Bij elke hartslag
ontstaat er telkens een gelijkaardige curve die ongeveer een kopie is van het voorgaande.
Veranderingen van de curve ontstaan bij onder andere hartritmestoornissen.
1. Het opstijgende deel van de curve is de snelle stijging van de systemische druk. Deze snelle
stijging wordt veroorzaakt door de contractie van het linkerventrikel. Deze contractie doet
zicht voor na de depolarisatie en is op de arteriële curve zichtbaar na de QRS-complex van
het ECG (systole).
2. De top van het opstijgende gedeelte is de maximale druk die veroorzaakt wordt door de
systole van het linkerventrikel. Dit is ook de gemeten systolische bloeddruk.
3. Het eerste afdalende been geeft weer dat linkerventrikel zich in de eindsystolische fase
bevindt en zich gaat ontspannen, op de ecg-strook te herkennen als de T-top (diastole).
Hierdoor daalt de druk in het ventrikel en in de aorta. De druk in het ventrikel daalt echter
sneller dan in de aorta en daardoor ontstaat er een zuigende kracht op het bloed dat in de aorta
gekomen is. Een klein gedeelte van het bloed stroomt daardoor terug naar het ventrikel.
4. De "dicrotic nodge”: door het terugstromende bloed van de aorta naar de linkerkamer
sluit de aortaklep. Het terugstromende bloed ondervindt hierdoor een obstructie met een
korte drukverhoging als gevolg. Deze drukverhoging is van groot belang voor de voeding van
de hartspier want vanaf dit moment is er een betere druk en dus een betere doorbloeding van
de coronairen.
5. Het tweede afdalende been van de curve geeft de diastolische fase weer waarbij de drukken
verder dalen terwijl het bloed naar het perifere arteriële gebied stroomt. De systeem vasculaire