Page 20 - HS 2 Statistiek frequentietabellen
P. 20
Statistiek in de tweede graad
HS 2 OEFENINGEN FREQUENTIETABELLEN
1. Een zakje M&M snoepjes bevat 6 oranje, 2 bruine, 2 rode, 4 gele, 2 groene en 5 blauwe snoepjes.
Bepaal de relatieve frequentie van elke kleur. Noteer jouw antwoorden procentueel met 1 cijfer na
de komma.
2. Voor een toets wiskunde hebben 7 van de 28 leerlingen uit de klas 4 MWa en 6 van de 23 leerlingen
uit de klas 4 MWb, een onvoldoende voor een herhalingstoets statistiek.
In absolute cijfers hebben de leerlingen van 4 MWa minder goed gepresteerd, met
meer onvoldoendes, dan de leerlingen van klas 4 MWb.
Is dit ook het geval indien wij de relatieve frequenties vergelijken van de leerlingen?
3. Een huisdokter heeft gedurende een jaar het aantal huisbezoeken van 36 patiënten bijgehouden.
Dit zijn de resultaten:
12 2 1 2 4 8
0 2 6 4 10 6
3 2 0 1 2 8
10 6 4 0 2 5
5 3 2 1 0 6
6 4 1 0 8 0
Stel een frequentietabel op en bepaal de absolute-, de relatieve- en de cumulatieve frequentie van
deze waarnemingsgetallen.
4. Sander heeft voor een praktische opdracht voor wiskunde, op het Pythagorascollege een onderzoek
gedaan naar de tijd die leerlingen uit het derde jaar nodig hebben om de jaarlijkse bosloop af te
leggen. Omwille van het groot aantal verschillende waarnemingsgetallen, werden de resultaten
onderverdeeld in een aantal klassen met gelijke breedte.
Tijd in minuten Klassenmidden Absolute frequentie Relatieve frequentie in %
[ 20,25 [ 22,5 22
[ 25,30 [ 27,5 38
[ 30,35 [ 32,5 58 t
e
[ 35,40 [ 37,5 50 n
.
[ 40,45 [ 42,5 36 o
l
e
[ 45,50 [ 47,5 38
h
t
Totaal a
m
.
w
Bereken in de vierde kolom de relatieve frequenties en noteer jouw antwoorden op 0,1 %
nauwkeurig. w
w
© 2021 Ivan De Winne ivan@mathelo.net 19