Page 200 - Als doden een gezicht krijgen_Het DVI Team
P. 200
DVI 16-10-2007 09:42 Pagina 200
Wat er allemaal is voorafgegaan aan het telefoontje dat ik mid-
den oktober 2006 van het DVI kreeg, weet ik alleen maar van
horen zeggen. Dat twee Belgische jongens in Venezuela vermist
waren, wist ik wel. Het is misschien beroepsmisvorming, maar
dat soort berichten doet bij mij altijd een belletje rinkelen. Als
mens voel je je meteen betrokken bij de ouders die in vreselijke
onzekerheid leven. Vanuit je functie als DNA-deskundige denk
je tegelijkertijd dat jouw hulp in dit soort zaken misschien wel
nodig kan zijn. Het gevoel is daarom heel dubbel. Je hoopt voor
de ouders en de jongens dat het allemaal zo’n vaart niet zal lopen
en tegelijk vrees je dat het namen zijn die je op een dag in een
dossier op je bureau zult herkennen.
Van Joan kreeg ik de eerste gegevens. Het ging inderdaad om
de twee jongens die in november 2005 tijdens hun reis in Vene-
zuela plotseling geen teken van leven meer hadden gegeven. Maan-
den later waren er stoffelijke resten teruggevonden. De beende-
ren waren overgebracht naar een of ander instituut in Venezuela
om er een DNA-analyse op uit te voeren. Maar die analyse had
geen uitsluitsel gegeven over de identiteit van de slachtoffers.
Waarom de Venezolaanse collega’s faalden in hun opdracht, is
niet geweten. Was het omdat zij geen resultaten behaalden of
omdat de resultaten niet te plaatsen waren in dit onderzoek? Na
maanden onderhandelen waren de Venezolanen eindelijk bereid
om een deel van de aangetroffen beenderen in België te laten on-
derzoeken. Een deel, want ze waren niet van plan om álles naar
België te laten overbrengen.
Dilemma
Het DVI had met ons contact opgenomen, hoewel er nog acht
andere laboratoria in België zijn die van de overheid DNA-ana-
lyses mogen uitvoeren. Het DVI en het NICC hebben echter al
jaren een samenwerkingsakkoord waardoor wij alle analyses voor
het DVI-team voor onze rekening nemen. Een van de ouders van
200