Page 14 - Altrobiografie
P. 14
stolling samenhingen, zoals dat van Herman Frank over de invloed van glycerol op het geïsoleerde geperfundeerde rattenhart (Frank and Hemker 1973, Frank and Hemker 1976). Mijn aanstelling bij de cardiologie maakte het mogelijk om Wim Hermens aan te trekken die ik al kende sinds het eind van de jaren ’50, omdat hij toen in mijn dispuut (Apedas) aankwam. Hij was net gepromoveerd in de theoretische natuurkunde, ik had nog vanuit de zaal geopponeerd bij die gelegenheid. Als ik dit schrijf is de samenwerking met Wim al meer dan een halve eeuw oud – we zijn hechte vrienden geworden, ook al omdat we het vaak helemaal niet met elkaar eens zijn.
Ik wilde een natuurkundige in mijn team omdat ik – getriggerd door een bezoek aan Leo Vroman – een ellipsometer wilde gebruiken om de adsorptie van eiwitten aan fosfolipiden te onderzoeken. Zowel de ellipsometrie als Leo Vroman verdienen een apart hoofdstuk in mijn autobiografie – als die er ooit komt.
Infarctkwantitering
Een eiwit dat in de bloedbaan gebracht wordt, zoals bijvoorbeeld factor
VIII bij een patiënt met hemofilie, verdwijnt daar ook weer uit. Na 12 uur is nog maar de helft over en na nog eens twaalf uur een kwart, enz. Een van de vragen die de hemofilie behandeling opriep is: hoeveel van die factor moeten we inspuiten om er zeker van te zijn dat gedurende een zekere tijd – b.v. gedurende en na een operatie - een voldoende concentratie van de ontbrekende factor in het plasma aanwezig is.
Diezelfde formules kunnen gebruikt worden om de grootte van een infarct te berekenen. Bij een infarct komen enzymen vrij uit de cellen die afsterven. Hoe groter het infarct, hoe meer enzym in het plasma. Als je weet hoeveel van dat enzym er in een gram hartweefsel zit en hoe snel het enzym uit het plasma verdwijnt, dan kun je uit het concentratieverloop van enzym in het plasma terugrekenen hoeveel gram hartweefsel verloren is gegaan.
Wim wierp zich ook op een typisch cardiologisch probleem: het schatten van de grootte van een hartinfarct aan de hand van de enzymen die uit het beschadigde weefsel in het bloed komen.
Dit werd het proefschrift van Jacques Witteveen (Witteveen, Hermens et al. 1971, Hermens, Witteveen et al. 1975, Witteveen, Hemker et al. 1975). Jaques ging na zijn promotie een jaar werken bij de cardioloog Sobel in Saint Louis, die met dit idee een zekere faam verwierf. Resultaten verkrijgen is één ding..........
14