Page 19 - Altrobiografie
P. 19
zien, wordt ook de buitenkant geschikt om stollingsfactoren te dragen (zie verder (Bevers, Comfurius et al. 1999)). Dit was ontdekt door van Zwaal toen hij nog in Utrecht werkte en gepubliceerd in “Nature” (Zwaal, Comfurius et al. 1977). Naast het vitamine K onderzoek en het enzymkinetische onderzoek berustte dus ook de derde hoofdlijn – de procoagulante activiteit van bloedplaatjes – op een artikel in Nature. Het team dat daar in Utrecht aan gewerkt had, Rob Zwaal, Edouard Bevers en Paul Comfurius kwam in zijn geheel over naar Maastricht en werkte het idee verder uit (Bevers, Comfurius et al. 1982). In de loop der jaren werd dit onderzoek een van de pijlers waarop de reputatie van het laboratorium rustte (Bevers, Comfurius et al. 1983, Bevers, Comfurius et al. 1999, Zwaal, Comfurius et al. 2005).
Waarom ik Rector werd
Wetenschappelijke successen waren hard nodig, want de universiteit was inmiddels in moeilijker vaarwater gekomen. Dankzij wijlen mijn vriend Wil Albeda, die met Arie Pais, de toenmalige minister van onderwijs, in het kabinet zat, ben ik het te weten gekomen. Pais, het guppie, zoals hij genoemd werd van wegen zijn kleine gestalte en zijn absolute voorkeur voor water, was vast van plan de faculteit hier te sluiten.
Hij was erg onder de indruk van de nadruk die hier gelegd werd op eerstelijns geneeskunde en de sociale vakken, maar niet in positieve zin. Wat er in Maastricht gebeurde mocht je volgens hem geen wetenschappelijk onderwijs noemen.
Het kwam dan ook als een geschenk uit de hemel dat een onderzoek door NRC- Handelsblad in 1981 uitwees dat in Maastricht twee afdelingen, cardiologie en biochemie, tot de beste medische onderzoeksgroepen in den lande gerekend konden worden; nog eens twee, fysiologie en farmacologie hoorden bij de runners up. We hadden kennelijk onze tijd niet verspild in die eerste vijf jaar en Pais werd zo zijn belangrijkste argument uit handen geslagen.
Er zijn vele verklaringen voor het succes van onze universiteit. Het probleemgestuurd onderwijs, waar ik overigens sceptisch tegenover sta (Hemker 1998), is er zeker een maar als ik Albeda mag geloven dan heeft de research ook zijn steentje bijgedragen.
Dit was het moment om ook binnen de universiteit de plaats van het natuurwetenschappelijk onderzoek te consolideren. Precies daarom heb ik me laten benoemen tot rector magnificus.
Grote doelen had ik niet, het leek me voldoende om, waar dat ter sprake kwam, het belang van het onderzoek te benadrukken en zo geleidelijk de stemming ten opzichte van onderzoek om te buigen. Ik denk dat dat in zekere mate gelukt is.
Het was – en is nog steeds – mijn overtuiging dat goed besturen in de eerste plaats vereist dat je de mensen die het werk doen niet in de weg loopt. Ik heb een afkeer van ADHD bestuurders die de ene reorganisatie na de andere in gang zetten en daarmee de mensen van hun werk houden. En bovendien, het effect van een reorganisatie is, zoals Rob Zwaal het uitdrukte, hetzelfde als in je handen klappen onder een boom met vogels, ze vliegen allemaal op om kort daarna op een iets andere plek weer neer te strijken. Plus ça change,
19