Page 22 - Altrobiografie
P. 22

Begin 1981 vertelde François me dat hij een uitgezaaid oesophaguscarcinoom had en dat zijn Parijse collega’s niet van plan waren een hand uit te steken voor zijn laboratorium. Zelf kon ik ook weinig beloven want mijn rectoraat zou mij tot 1985 vasthouden. Na zijn overlijden, in september, werd zijn opvolging een politiek spel met als uitkomst dat er een vriendelijke oudere clinicus benoemd werd waarvan de andere Franse stollingsonderzoekers niets te duchten hadden.
Toen ik in 1985 aan mijn sabbatical begon vond ik een lab waar Suzette Béguin vertwijfeld poogde het niveau te handhaven maar dat zichtbaar aan het afkalven was. Wetenschappelijk lagen er voldoende mogelijkheden en misschien had ik het onderzoek weer op gang kunnen krijgen als ik een begaafd diplomaat was geweest en de takt gehad had om met Franse ego’s om te gaan maar daarin faalde ik jammerlijk.
Het voordeel was dat Suzette en ik alle tijd hadden om zelf proeven te doen. Het was een gelukkig toeval dat net in die tijd er in Parijs in twee industriële laboratoria bezig waren om een nieuw antitromboticum te ontwikkelen: laag moleculairgewicht heparine. Alle twee vroegen ze ons om na te gaan hoe zulke middelen precies op het stollingsmechanisme inwerkten. Dat bleek toevallig een vraag die uitstekend kon worden opgelost met behulp van trombinegeneratie.
Zo konden we aan de ene kant die techniek verder ontwikkelen en hadden we aan de andere kant een interessante researchvraagstelling en kregen we researchcontracten die een zeker financiële onafhankelijkheid garandeerden. In het eerste halfjaar hebben we de techniek behoorlijk gestroomlijnd – het werd een van de eerste toepassingen van de personal computer, de Apple IIc. In het tweede en derde halfjaar in Parijs bestudeerden we de samenwerking tussen plasma en bloedplaatjes bij de trombinevorming. Dat deden we in het instituut van Jacques Caen, op het laboratorium van de gezusters Soria, Coco en Nana, in de krochten van het “Hôpital Lariboisiere”.
Het werd meer en meer duidelijk dat we met de trombinegeneratie een uiterst veelbelovend pad hadden ingeslagen maar ook dat we dat pas echt zouden kunnen uitbuiten als we ons reizend circus in Maastricht vaste grond onder de voeten konden geven.
22


































































































   20   21   22   23   24