Page 75 - Altrobiografie
P. 75
'Je noemde daarnet De Froe,' zegt hij, 'die is voor mij heel belangrijk geweest. Ik had van huis uit helemaal niks meegekregen in de zin van hoe ik mij als student moest gedragen en wat studeren eigenlijk betekent. Van huis uit ben ik hervormd22 en ik zat in het dispuut Apedas, een letterwoord van een Griekse zin die betekent: “Hoort alles en kies er het goede uit”. Daar kwam ik in contact met heel begaafde jongens die over het geloof behoorlijke twijfels hadden, studenten theologie, geschiedenis, talen. De Froe zat er ook in, hij was veel ouder maar heel belangrijk. Ik wilde worden zoals hij.'
Terug naar de lagere school waar ze hem uitscholden voor professor omdat hij liever las dan voetbalde. Tot de vierde klas dom, kon niet leren spellen, zat te dromen. 'Toen kregen we een onderwijzer23 die stimuleerde belangstelling voor dingen buiten de leerstof. Ik las vooral de albums van J.P. Thijsse over vogels en insecten. Mijn vader, technicus bij de PTT, had een microscoop geërfd, daar was hij mee in de weer als amateur bioloog.'
'Toen de Duitsers binnenvielen was ik zes.' Met zachte stem maar vrij laconiek noemt hij herinneringen. In de hongerwinter met zijn jongere broertje naar de grootouders in Amsterdam. 'Daar woonden ook twee tantes. Heel weinig te eten en mijn grootvader sneed als we brood hadden eerst zijn portie af, de rest werd verdeeld. Zijn portie verstopte hij in het bureau dat daar staat.' Wijst naar een klein ouderwets bureau. Eén keer heb ik het brood er uitgehaald. Eindelijk gerechtigheid! Van de bevrijding herinner ik me vooral dat mijn grootvader stond te huilen en ik met een boot van Amsterdam naar Den Haag moest. 's Avonds weg, in de vroege morgen kwamen we aan. Het jaar daarop verhuisden we naar Amsterdam waar mijn vader een baan had gekregen als instrumentmaker op het fysiologisch laboratorium. Hij had thuis niet alleen die microscoop maar ook een klein lab waar de portretten hingen van Louis Pasteur en Koch. Dat waren zijn helden en ook de mijne. In 1961 is hij biologie gaan studeren, op z'n vijftigste werd hij leraar en toen hij gepensioneerd was heeft hij zijn doctoraal gedaan, en z'n proefschrift geschreven. Hij is bij mij gepro- moveerd in 1981. Nu geniet hij van zijn titel en kweekt orchideeën.'
Leo Vroman gelooft niet in de erfelijkheid van intelligentie. En jij?
'Ach, die erfelijkheid is een hoog item geweest,' mompelt hij geïrriteerd, 'die spermabanken voor het kweken van genieën zijn natuurlijk pure waanzin. De kans is groot dat het helemaal niks oplevert. De invloed van het milieu is een veel zekerder factor. Veel hoogleraren zijn kinderen van onderwijzers. ' 't Heeft veel meer te maken met het feit of je uit een familie komt waar leren netjes was. Bij ons gold: boeken zijn er om gelezen te worden en als je Iets niet weet, moet je erachter zien te komen. Mijn oudste broer heeft wiskunde gestudeerd, de daarop volgens is hydroloog, de derde heeft Perzisch gedaan en de jongste politicologie. Welnee, geld hadden we thuis nauwelijks, we hadden niet veel te verhappen. Mijn moeder zei: "Als er een dief komt schaam ik me voor de gaten in het kleed." Ze was heel bijzonder, las ontzettend veel. Ze is Engels gaan leren zodat ze ons kon overhoren. Net als mijn vader hield ze van muziek, van hun armoedje gingen ze naar het Concertgebouw. Als student woonde ik thuis op een zolderkamer. Ik droeg de afgedankte kleren van een oom. 't Kon me niet schelen, het was niet belangrijk.'
Het klinkt allemaal heel zonnig.
Na een korte stilte zegt hij met een klank in zijn stem die tot nog toe ontbrak: De sfeer die mijn vader schiep met zijn microscoop en laboratorium was wel heel mooi, maar in ons soort milieu had je geen contact met mensen die gestudeerd hadden. De enige uitzondering was de dokter, die kwam vaak voor mijn moeder, ze had het aan het hart. Dus zei mijn vader al heel vroeg: "Mijn oudste zoon moet voor dokter studeren." Het is nooit in m'n hoofd op gekomen dat ik iets anders zou worden. Ik realiseerde me niet dat een arts van zieke mensen
22 Voor goed begrip tussenvoegen “Daarom werd ik lid van de hervormde studentenvereniging SSRA” 23 J. C. Klaassen (1900-1980?) verdient het met name genoemd te worden.
75