Page 117 - In de ban van bloedstolling
P. 117

In 1981 zette Loeliger vanuit Leiden een grootschalige klini- sche studie op om het effect van orale antistollingsmiddelen te analyseren. De helft van de 878 hartinfarctpatiënten, allen ouder dan 60 jaar, bleef onder behandeling met VKA’s, ter- wijl de andere helft een placebo kreeg. Na twee jaar bleek bij de groep zonder behandeling 35% meer sterfgevallen voor te komen. Ook vervolgstudies wezen uit dat orale antistol- lingsmiddelen het risico op een terugkerend infarct vermin- deren zonder dat er een onaanvaardbaar bloedingsrisico ont- stond.
Loeliger was, als voorvechter van zorgvuldige antistolling, in de behandeling en preventie van infarcten zijn tijd ver vooruit. En nog steeds verdienen zijn aanbevelingen meer aandacht in de bestrijding van één van de voornaamste doodsoorzaken ter wereld: het hartinfarct.
Hartinfarct: oorzaak en preventie
Het hartinfarct, myocard infarct (MI) in het medisch jargon, is het afsterven van een deel van het hartspierweefsel als gevolg van onvoldoende doorbloeding van de kransslagaders van het hart. Deze beperkte doorbloeding, of een ischemie naar het Griekse ἰσκἁἰμός of iskhaimos, is het gevolg van een afge- sloten kransslagader. Als dit infarct groot is kan het leiden tot acuut dodelijk hartfalen.
Nadat in 1901 duidelijk werd dat een hartinfarct niet altijd tot het overlijden van de patiënt hoeft te leiden, werd gezocht naar behandelmethoden. In de eerste helft van de 20e eeuw
93


































































































   115   116   117   118   119